Silhouet van een kind voor een weegschaal van gerechtigheid en dossiers in de jeugdbescherming.

Beroepsethiek vs. Praktijk: het Kindperspectief onder Druk in de Jeugdbeschermingsketen

Het kind als middelpunt van recht, zorg en besluitvorming in de jeugdbeschermingsketen.

In dit blogbericht leggen we een aantal structurele tekortkomingen bloot in de manier waarop het kindperspectief wordt meegenomen binnen de jeugdbescherming. Het gaat om meer dan beleid: het raakt kinderen, ouders, families én onze samenleving. We nodigen je uit om niet alleen te lezen, maar mee te denken, te reageren en dit bericht te delen binnen jouw netwerk.

Ouders, belangenorganisaties, professionals, vrijwilligers en stichtingen zijn van harte welkom om samen met De Kamer van Sociale Waarden bottom-up zichtbaar te maken wat dagelijks misgaat — en waarom dat niet langer acceptabel is.

Maar ook top-down zoeken we verbinding: Kamerleden, beleidsmakers en toezichthouders die bereid zijn om deze kwesties aan te kaarten, te heroverwegen en te verbeteren.

De tekortkomingen binnen de Raad voor de Kinderbescherming, het SKJ, de inspectie (IGJ) en de gecertificeerde instellingen zijn geen kleine oneffenheden. Ze kosten ons land miljarden per jaar, ondermijnen vertrouwen in instituties en dienen vooral het systeem — niet het kind.

We nodigen iedereen uit om samen te werken aan een jeugdzorgstelsel dat wél de belangen, veiligheid en waardigheid van kinderen centraal stelt.

Inleiding

In de jeugdbeschermingspraktijk botst de beroepsethiek van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) geregeld met de realiteit van de uitvoering. De RvdK is bedoeld als onafhankelijk adviseur van de rechter in zaken over kinderbescherming, maar in de dagelijkse praktijk ziet men structurele spanningen. Enerzijds schrijft de professionele standaard van de Raad voor dat het belang en de stem van het kind centraal staan, en dat de Raad objectief en onpartijdig moet opereren (kinderbescherming.nl) (kinderbescherming.nl). Anderzijds wordt de Raad geconfronteerd met systeembeperkingen – bijvoorbeeld de druk van gecertificeerde instellingen (GI’s) die met financiële prikkels en hoge caseloads werken – en een gebrek aan gevolgen als het kindperspectief toch naar de achtergrond verdwijnt. Dit blogbericht onderzoekt deze spanningsvelden en pleit voor een herpositionering van de RvdK als bewaker van rechtsstatelijke normen en morele integriteit, zelfs als dat botst met ketenpartners.

Kinderrechten als Fundament

Belang en Stem van het Kind

Zwart-wit infographic over kindparticipatie en de beroepscodes van de Raad voor de Kinderbescherming, inclusief artikel 3 IVRK, artikel 12 IVRK, artikel 809 Rv en professionele principes zoals onpartijdigheid, hoor en wederhoor, en het belang van het kind.
Infographic van De Kamer van Sociale Waarden over de juridische pijlers van kindparticipatie en de beroepscodes van de Raad voor de Kinderbescherming.

Internationale en nationale normen scheppen een helder kader waarbinnen de jeugdzorg moet opereren. Kinderrechtenverdragen en onze wetten verplichten alle betrokkenen om bij elke maatregel het belang van het kind voorop te stellen en kinderen te betrekken in beslissingen:

  • Artikel 3 IVRK (Kinderrechtenverdrag) – Het belang van het kind dient een eerste overweging te vormen bij alle handelingen of besluiten betreffende kinderen (lagro.com). Overheden en instanties moeten de nodige bescherming en zorg bieden als ouders tekortschieten (defenceforchildren.nl).
  • Artikel 12 IVRKRespect voor de mening van het kind: ieder kind heeft recht om zijn of haar mening te geven in alle aangelegenheden die het kind raken, en die mening moet passend gewicht krijgen naar leeftijd en rijpheid (defenceforchildren.nl) (defenceforchildren.nl).
  • Artikel 8 EVRMRecht op gezinsleven: kinderen en ouders hebben recht op eerbiediging van hun gezinsleven, wat betekent dat ingrepen door de overheid (zoals uithuisplaatsing) alleen mogen bij wettelijke grond en dringende noodzaak. Willekeurige of disproportionele inbreuken zijn niet toegestaan (defenceforchildren.nl).
  • Artikel 9 IVRKBescherming tegen willekeurige scheiding: een kind mag niet van zijn ouders worden gescheiden tenzij dit noodzakelijk is in het belang van het kind, en ouders én kinderen hebben recht om in zulke procedures hun standpunt te geven. Bij gedwongen scheiding behouden zij recht op regelmatig contact, tenzij dit tegen het kindbelang is (defenceforchildren.nl).
  • Artikel 1:302 BW – Bij een ontneming van ouderlijk gezag wordt de voogdij toevertrouwd aan een gecertificeerde instelling, die als voogd het belang van het kind moet behartigen. Deze GI neemt de rol van wettelijk vertegenwoordiger over en is daarmee gehouden om het welzijn en de rechten van het kind te waarborgen.
  • Artikel 809 Rv – Het hoorrecht van minderjarigen: in alle civiele procedures die hen aangaan, moeten kinderen vanaf 12 jaar in de gelegenheid worden gesteld om hun mening kenbaar te maken voordat de rechter beslist (cassatieblog.nl). Uitzonderingen hierop zijn slechts toegestaan in zeer beperkte gevallen (bijvoorbeeld spoed of van ondergeschikt belang). Cruciaal is dat dit een recht van het kind is, geen gunst – de rechter mag niet simpelweg afzien van het horen omdat hij denkt dat het “toch niets uitmaakt” (cassatieblog.nl) (cassatieblog.nl).
  • Artikel 1:377g BW – Een informele rechtsingang voor kinderen: kinderen van 12 jaar of ouder (en bij voldoende begrip ook jonger) kunnen zélf de kinderrechter benaderen, bijvoorbeeld via een brief, om een besluit te vragen over gezag of omgang (vechtscheidingshulp.nl) (vechtscheidingshulp.nl). Dit geeft hen een eigen stem in procedures over waar zij wonen en hoe vaak zij hun ouders zien. Het recht om zelfstandig een verzoek in te dienen benadrukt nogmaals hoe belangrijk het is dat de stem van het kind wordt gehoord in de jeugdzorgpraktijk.

Deze bepalingen onderstrepen twee essentiële pijlers: het belang van het kind voorop, en het kind horen bij beslissingen. Ze vormen niet alleen mooie principes op papier, maar scheppen ook concrete verplichtingen. Zo heeft de Hoge Raad in 2013/2014 expliciet geoordeeld dat rechters het hoorrecht serieus moeten nemen: zelfs als men denkt dat het oordeel van het kind de uitkomst niet zal veranderen, moet het kind toch de kans krijgen om gehoord te worden (cassatieblog.nl) (cassatieblog.nl). Doen ze dat niet, dan getuigt dat van een onjuiste rechtsopvatting. Deze jurisprudentie laat zien dat het negeren van de kinderstem een schending van zowel procedurele rechtvaardigheid als materiële kinderrechten oplevert.

Nationale kaders

gezinsleven en voogdij onder de loep

Niet alleen internationale verdragen, maar ook onze nationale wetgeving borgt de rechten van kinderen en hun gezin. Artikel 8 EVRM is verankerd in de gehele jeugdwetgeving en jurisprudentie: inmenging in het gezinsleven – zoals een uithuisplaatsing of het beperken van omgang – moet proportioneel en noodzakelijk zijn, en met respect voor due process. Dit komt ook tot uiting in het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Rechtsvordering. Zo bepaalt artikel 1:302 BW dat een gecertificeerde voogdij-instelling het gezag uitsluitend in het belang van het kind mag uitoefenen. Het is dus geen vrijblijvende taak; de instelling treedt in de plaats van de ouder en moet zich houden aan dezelfde hoogeisen: zorg voor het welzijn van het kind, het onderhouden van familierelaties waar mogelijk, en het bevorderen van de ontwikkeling van het kind.

Citaatbanner in zwart-wit van De Kamer van Sociale Waarden met de tekst dat bij beslissingen over kinderen hun stem centraal staat, verwijzend naar artikel 12 IVRK en artikel 809 Rv.
“Bij beslissingen die kinderen betreffen komt hun stem centraal – artikel 12 IVRK, artikel 809 Rv.” – De Kamer van Sociale Waarden.

Bovendien is in de Jeugdwet vastgelegd dat zowel de Raad voor de Kinderbescherming als de GI’s bij hun verzoeken en rapportages alle relevante feiten volledig en naar waarheid moeten vermelden (tuchtrecht.skjeugd.nl). Daaronder valt impliciet ook informatie over de wensen en gevoelens van het kind zelf. Als bijvoorbeeld een twaalfjarige nadrukkelijk aangeeft terug naar huis te willen, dan is dat een relevant feit dat niet onder het tapijt geveegd mag worden in de stukken aan de rechter. Het niet doorgeleiden van de stem van het kind of het achterhouden van zulke informatie kan dan ook worden gezien als een schending van deze wettelijke plicht. Een recente tuchtzaak bevestigt dit principe: een jeugdbeschermer kreeg een waarschuwing omdat hij onvolledige en onbewezen informatie aan de Raad had gegeven – hij had zijn eigen mening over de moeder als feit gepresenteerd, zonder duidelijk te maken dat dit niet objectief onderbouwd was (tuchtrecht.skjeugd.nl) (tuchtrecht.skjeugd.nl). Het College van Toezicht benadrukte daarbij dat zorgvuldige verslaglegging en transparantie essentieel zijn, juist omdat zulke rapportages doorwerken in procedures en besluiten (tuchtrecht.skjeugd.nl).

Tot slot geven artikelen 809 Rv en 1:377g BW kinderen een procespositie. Rechters moeten kinderen vanaf 12 jaar altijd de gelegenheid geven om hun visie te uiten alvorens te beslissen (cassatieblog.nl). Dit hoorrecht is dwingend: alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden mag hiervan worden afgeweken, bijvoorbeeld als het kind zelf pertinent niet wil of als een gesprek de gezondheid van het kind ernstig zou schaden (cassatieblog.nl) (cassatieblog.nl). Daarnaast kunnen kinderen via 1:377g BW zélf zaken aankaarten, bijvoorbeeld als zij ontevreden zijn over een omgangsregeling. Deze voorzieningen in het recht beogen te voorkomen dat een kind lijdzaam object van zorg wordt; het kind is een drager van rechten en een subject dat actief mag deelnemen.

Beroepscodes en Onafhankelijkheid van de Raad

Zwart-witte infographic over de ketenpartners in de jeugdzorg, met in het midden het kind en daaromheen de Raad voor de Kinderbescherming, ouders, gecertificeerde instelling en kinderrechter, inclusief spanningsvelden zoals protocollen, wet- en regelgeving en commerciële belangen.
Infographic van De Kamer van Sociale Waarden: overzicht van het kind in het midden van de jeugdzorgketen en de spanningsvelden die het kindbelang beïnvloeden.

De professionals van de Raad voor de Kinderbescherming – de raadsonderzoekers en raadsgedragsdeskundigen – werken vanuit een duidelijke beroepscode en professionele standaard (kinderbescherming.nl). In het Kwaliteitskader RvdK staan de kernwaarden en uitgangspunten die als moreel kompas dienen voor al het Raadsoptreden. Hieruit blijkt dat de Raad zich committeert aan onder andere:

  • Belang van het kind voorop: Bij iedere beslissing die de Raad voorstelt, wordt expliciet afgewogen wat nodig is voor de veiligheid en ontwikkeling van het kind. “Het belang van het kind, inclusief zijn of haar (fysieke) veiligheid, is daarbij doorslaggevend,” aldus de professionele standaard (vakmanschap.1sociaaldomein.nl). Deze lijn ligt geheel in het verlengde van art. 3 IVRK en is dus zowel een ethische als juridisch verplichte insteek.
  • Perspectief van kind en ouders: Raadsonderzoekers spreken met alle betrokkenen, altijd met het kind voor zover mogelijk, en houden expliciet oog voor het perspectief van het kind én dat van de ouders (kinderbescherming.nl). In de werkwijze van de Raad is verankerd dat het kind op leeftijdsadequate wijze betrokken wordt bij het onderzoek – kinderen worden gezien of gesproken, tenzij ze nog heel jong zijn (vakmanschap.1sociaaldomein.nl) (vakmanschap.1sociaaldomein.nl). De Raad streeft ernaar dat kinderen begrijpen wat er gebeurt en waarom, en legt besluiten begrijpelijk uit aan hen (vakmanschap.1sociaaldomein.nl).

Daarnaast zijn de raadsonderzoekers doorgaans geregistreerde jeugd- en gezinsprofessionals (SKJ-register) en de gedragsdeskundigen veelal orthopedagogen of psychologen, gebonden aan hun eigen beroepscodes (zoals de Beroepscode voor de Jeugdzorgwerker, NVO/NIP-codes voor gedragswetenschappers). Deze codes leggen eveneens nadruk op zorgvuldigheid, integriteit en het respecteren van de rechten van de cliënt (in dit geval het kind én de ouders). Zo verplicht de Beroepscode voor de Jeugdzorgwerker de professional om het vertrouwen in de jeugdzorg te bevorderen en zorgvuldig samen te werken in de keten (tuchtrecht.skjeugd.nl) (tuchtrecht.skjeugd.nl). Ook mag werkdruk nooit een excuus zijn voor het schenden van professionele standaarden – de jeugdprofessional blijft verantwoordelijk voor de kwaliteit van zijn handelen (tuchtrecht.skjeugd.nl). Met andere woorden, de morele en professionele lat ligt hoog: de RvdK-medewerker moet desnoods tegen de stroom in durven gaan om deze normen na te leven. De Raad is immers de onafhankelijke ogen en oren van de kinderrechter; anders dan de GI (die uitvoert) heeft de Raad als taak met frisse blik te onderzoeken en te adviseren, los van organisatorische of financiële belangen.

Het kwaliteitskader van de RvdK benadrukt dat de organisatie staat voor morele integriteit en rechtsstatelijke principes in de jeugdbeschermingsketen (kinderbescherming.nl) (kinderbescherming.nl). Zo wordt het document gebruikt als toetsingskader bij klachten: voldoet een raadsonderzoeker niet aan deze professionele standaard, dan kan hij daarop worden aangesproken (kinderbescherming.nl). Daarmee erkennen ze impliciet dat de Raad een soort intern waarborgmechanisme heeft om kwaliteitsafwijkingen te corrigeren. De uitdaging zit ‘m echter in de dagelijkse praktijk: wordt deze hoge standaard ook elke keer gehaald, zeker onder druk van ketenpartners?

Lees ook: Beroepsethiek onder Druk: Wanneer de Jeugdbescherming Haar Eigen Basisbeginselen Niet Volgt

De Kloof tussen Code en Praktijk

tijdelijke rapporten, blijvende effecten

Uit het bovenstaande blijkt duidelijk hoe het zou moeten: het kind centraal, objectieve rapportage, hoor en wederhoor, noodzakelijke en proportionele maatregelen. De realiteit is echter weerbarstiger. In de praktijk zien we dat Raadsrapporten en jeugdzorgbeslissingen soms afwijken van deze idealen, zonder dat daar juridische consequenties aan verbonden zijn. Enkele pijnpunten:

  • ‘Tijdelijke’ Raadsrapporten met permanent karakter: Een Raadsrapport wordt geacht een momentopname te zijn van de situatie en is in principe beperkt geldig (kinderbescherming.nl). De Raad zelf stelt dat men niet twee jaar later nog een kinderbeschermingsmaatregel kan vragen op basis van een oud rapport; er moet dan een nieuw onderzoek komen om de actuele situatie te beoordelen (kinderbescherming.nl). Toch gebeurt in de praktijk vaak het omgekeerde. Initialen van zorgen en adviezen uit een Raadsrapport blijven doorsudderen in opvolgende beslissingen van rechters en GI’s, soms jarenlang, ook al is de context veranderd. Zo worden “tijdelijke” bevindingen feitelijk versteende oordelen: bijvoorbeeld een vermoeden van pedagogische onmacht van een ouder in een rapport leidt tot ondertoezichtstelling, en die kwalificatie blijft de ouder achtervolgen bij elke verlenging, zonder dat ooit herijkt wordt of de situatie inmiddels verbeterd is. Rechters hechten veel waarde aan het eerste Raadsonderzoek en volgen dat advies bijna standaard op – zelfs de Raad constateert dat zijn rapportage voor meerdere jaren inzicht geeft in terugkerende zorgen (kinderbescherming.nl). Het probleem is dat nieuwe informatie of veranderde wensen van het kind (bijv. dat het inmiddels graag naar huis wil) onvoldoende worden meegewogen als men steeds teruggrijpt op het oude rapport als legitimatie. Formeel mag dit niet, maar in de rechtszaal is er weinig prikkel om alsnog een up-to-date onderzoek te gelasten. Gevolg: beslissingen die ooit als tijdelijk bedoeld waren, krijgen een permanent karakter zonder nieuwe toets aan het actuele kindbelang.
  • Ondergeschikte positie van het kindperspectief: Hoewel wet en code voorschrijven dat de stem van het kind moet doorklinken, zien we in de ketenpraktijk dat deze stem niet altijd serieus wordt genomen. Kinderen vanaf 12 jaar hebben weliswaar het recht om gehoord te worden, maar worden in de praktijk soms ontmoedigd of gebrekkig voorbereid. Er zijn gevallen waar de GI het kindverhoor “te belastend” achtte en eigenhandig besloot de oproep van de rechter niet aan het kind door te geven (cassatieblog.nl). In één zaak noemde het hof die gang van zaken “ongelukkig” maar besloot toch het kind niet opnieuw uit te nodigen (cassatieblog.nl) – precies het handelen dat de Hoge Raad later corrigeerde als onjuist (cassatieblog.nl). Ook buiten de rechtszaal kan de kinderstem ondersneeuwen: een voogd die in gesprekken niet actief naar de wensen van het kind vraagt, of een hulpverlener die aan het kind uitlegt “dit is nu eenmaal door de rechter zo bepaald” in plaats van de mening van het kind terug te koppelen aan beslissers. Omdat kinderen afhankelijk zijn van volwassenen om hun verhaal over te brengen, kan hun perspectief makkelijk verloren gaan in de bureaucratie. Cruciaal hierbij is dat er zelden sancties volgen als de kinderstem genegeerd wordt. Een rechter zal niet snel een besluit vernietigen enkel omdat het kind niet (goed) is gehoord – hooguit volgt een berisping in abstracto. En tuchtrechtelijke procedures door kinderen zelf zijn vrijwel ondenkbaar. Het resultaat is een accountability-leemte: er is wetgeving pro kindparticipatie, maar weinig afdwingbaarheid.
  • Ketenafhankelijkheid en druk van GI’s: De RvdK opereert niet in een vacuüm; na zijn onderzoek neemt de GI (gecertificeerde instelling) het stokje over om de maatregel uit te voeren. Hier schuurt de onafhankelijkheid van de Raad geregeld met de belangen van ketenpartners. Sommige GI’s functioneren in een omgeving waar sturen op bekostiging en caseload realiteiten zijn. Recente analyses tonen dat de jeugdzorgmarkt geconcentreerder en commercieel gedrevener is geworden – de omzet groeide de afgelopen jaren en ook de winstgevendheid van aanbieders nam toe (binnenlandsbestuur.nl). Deze “financiële concentratie” leidt tot structurele spanningen in het zorgsysteem (binnenlandsbestuur.nl). Bijvoorbeeld: een instelling die winst moet draaien of contracten met gemeenten moet behouden, heeft een prikkel om dure maatregelen (zoals uithuisplaatsing) langer te laten voortduren of om sneller naar zwaardere interventies te grijpen. Hoewel GI’s officieel non-profit dienen te zijn, constateert men dat er in de praktijk toch sprake is van op omzet gerichte sturing en dat gemeenten weinig doen tegen hoge winsten in de jeugdzorg (binnenlandsbestuur.nl). Wat betekent dit voor de Raad? Idealiter niets – de Raad moet onafhankelijk adviseren op basis van feiten en kindbelang. Maar in de praktijk is de Raad voor informatie deels afhankelijk van de GI en wijkteams, en werkt men samen in “de keten”. Er kan druk ontstaan om mee te bewegen met wat een GI of lokale instantie voor ogen heeft. Zo komt het voor dat een Raadsonderzoek vooral steunt op door de GI aangedragen zorgen of rapportages, die niet altijd objectief zijn. In een tuchtzaak (zie boven) bleek de jeugdbeschermer aan de Raad zaken te hebben gemeld over de moeder zonder feitelijke grond (tuchtrecht.skjeugd.nl) (tuchtrecht.skjeugd.nl). Als de Raad die zou overnemen zonder wederhoor of check, kleurt dat het advies in het nadeel van de ouder en mogelijk ook in strijd met het werkelijke belang van het kind (dat misschien baat heeft bij thuisplaatsing). De Raad zou dat moeten filteren, maar tijdsdruk en vertrouwen in de keten maken dat er niet altijd diep gegraven wordt. Bovendien voelen RvdK-medewerkers zich soms minder vrij om ketenpartners tegen te spreken, zeker als dezelfde casus later weer aan hen teruggekoppeld wordt. De Raad is formeel onafhankelijk, maar de praktijk kan weerbarstig zijn: men wil ook constructief blijven samenwerken met GI’s, Veilig Thuis, wijkteams etc. Die samenwerkingsdruk kan ertoe leiden dat de Raad minder snel publiekelijk zal stellen dat een GI faalt of dat een maatregel eigenlijk niet (langer) nodig is. Er is geen wettelijk geregelde tegenmacht die de Raad daartoe aanspoort – hooguit een rechter die kritische vragen stelt, maar die vertrouwt weer doorgaans op het Raadsonderzoek als objectief.
  • Gebrek aan juridische consequenties bij normschending: Waar in andere sectoren (bijv. strafrecht) procedurefouten stevige gevolgen kunnen hebben, is de jeugdzorg juridisch gezien minder zwart-wit. Als een kind ten onrechte niet is gehoord, zal een hoger beroep of cassatieprocedure soms leiden tot vernietiging en een nieuwe zitting – maar in de tussentijd zijn maanden voorbijgegaan waarin het kind misschien uit huis was. Er is geen schadevergoeding of andere remedie voor het kind dat zijn recht niet kon uitoefenen. Evenmin worden professionals vaak individueel ter verantwoording geroepen; tuchtrecht is zelden zichtbaar voor het publiek en heeft geen directe invloed op lopende zaken. Een GI die een omgangsregeling naast zich neerlegt, wordt niet meteen bestraft – pas na langdurige procedures komt eventueel een uitspraak dat de GI haar bevoegdheid te buiten ging (dehaanlaw.nl) (boomportaal.nl). De Raad voor de Kinderbescherming zelf geniet immuniteit voor wat betreft zijn adviserende rol; men kan de Raad niet “aansprakelijk” stellen voor een verkeerd advies, hooguit kan men een klacht indienen. Deze klachten leiden soms tot interne verbetertrajecten, maar bieden de individuele ouder of het kind weinig rechtsherstel. Het netto-effect is dat het stelsel geen harde prikkels kent om het kindperspectief consequent voorop te zetten – het vertrouwen is vooral gevestigd op de intrinsieke motivatie van professionals en organisaties om de wet- en regelgeving na te leven. Als die faalt, is het kind de dupe.

Kortom, er gaapt een kloof tussen de professionele en juridische normen enerzijds, en de dagelijkse uitvoeringspraktijk anderzijds. De huidige praktijk waarin Raadsrapporten van tijdelijke aard feitelijk langdurig doorwerken, en waarin het negeren van het kindperspectief zelden wordt bestraft, staat op gespannen voet met zowel het Kinderrechtenverdrag, het EVRM als de beroepscodes van de betrokken professionals. Het schaadt bovendien het vertrouwen van ouders én kinderen in het systeem, wat averechts uitpakt voor de bereidheid tot medewerking en voor de effectiviteit van hulp.

Herpositionering van de Raad

Rechtsstatelijke Waakhond in de Keten

Gezien deze analyse is het dringende tijd voor een herpositionering van de Raad voor de Kinderbescherming als waakhond van kinderrechten en rechtsstatelijke normen binnen de jeugdzorgketen. De Raad moet (weer) duidelijk maken waar hij voor staat, zoals ook in zijn eigen missie verwoord: “Omdat ieder kind dat ernstige schade dreigt op te lopen, het recht heeft veilig verder op te groeien.” (kinderbescherming.nl) Die veiligheid is niet alleen fysiek, maar ook juridisch en emotioneel. Het betekent dat de procedures eerlijk moeten zijn, dat kinderen zich gehoord weten en dat beslissingen goed gemotiveerd en gecontroleerd zijn.

Concreet zou deze herpositionering het volgende kunnen inhouden:

  • Onafhankelijkheid ten koste van alles bewaken: De Raad dient zich te profileren als écht onafhankelijk adviseur, ook als dat betekent dat men kritische noten moet kraken over ketenpartners. Als een GI aantoonbaar het kindperspectief negeert of andere belangen laat prevaleren, moet de Raad dat signaleren aan de rechter. De beroepscode verplicht de raadsonderzoeker om de waarden van zijn vak uit te dragen, dus ook om te staan voor eerlijkheid en objectiviteit (tuchtrecht.skjeugd.nl) (tuchtrecht.skjeugd.nl). Het mag niet zo zijn dat “ketenbelang” (bijvoorbeeld de wens van een instelling om een zaak af te sluiten of kosten te sparen) boven kinderbelang gaat. De Raad kan hier zijn positie als buffer tussen hulpverlening en rechtspraak sterker benutten door transparant te zijn richting de rechter als er spanningen of onregelmatigheden in de uitvoering zitten. Denk aan zinnen in het Raadsrapport als: “De gecertificeerde instelling heeft in de afgelopen periode ondanks rechterlijke opdracht geen omgang gerealiseerd. Dit acht de Raad zorgelijk en niet in lijn met artikel 8 EVRM en artikel 3 IVRK.” Zulke klare taal zet de maatstaf voor alle partijen.
  • Actief bewaken van participatierechten: De Raad zou er elke zaak op moeten toe zien – en in zijn advies benoemen – of het kind daadwerkelijk is gehoord en betrokken. Indien een 12-plusser niet gehoord is, zou de Raad expliciet moeten adviseren om dit alsnog te doen of aan te geven waarom een uitzondering hier gerechtvaardigd is. Dit voorkomt dat het onder het tapijt verdwijnt. Bovendien kan de Raad in zijn contacten met het kind explicieter duidelijk maken dat het kind ook zelf de rechter kan benaderen (voor zover het kind dat wil), conform artikel 1:377g BW. Door het kind hierin bij te staan of erop te attenderen, functioneert de Raad als facilitator van het kinderstemrecht in plaats van alleen als informatieverzamelaar.
  • Kwaliteitsborging van rapporten: Herbevestig de lijn dat een rapport een momentopname is en moedig aan dat rechters niet blind varen op oud onderzoek. De Raad zou bijvoorbeeld na verloop van tijd zelf kunnen aangeven: “Ons eerdere rapport dateert van X maanden geleden; de situatie kan veranderd zijn – wij adviseren alleen verlenging als er een actueel evaluatieverslag is.” Ook intern kan de Raad zijn rapportageprocessen blijven toetsen aan de code: zijn feiten en meningen netjes gescheiden, is wederhoor toegepast, is de conclusie echt in het belang van het kind of gemakshalve meegeschreven met een ketenpartner? Door die zelfreflectie steeds af te dwingen, houdt de Raad zichzelf scherp als kwaliteitsbewaker.
  • Aanspreken van ketenpartners op kinderrechten: In de hervormingsagenda Jeugd wordt steeds gesproken over “samenwerking in de keten”. Die samenwerking zou niet alleen op uitvoerend niveau maar ook op normatief niveau moeten plaatsvinden. De Raad kan hierin een voortrekkersrol spelen door ketenpartners (gemeenten, GI’s, zorgaanbieders) te wijzen op hun verplichtingen onder het IVRK en EVRM. Bijvoorbeeld, als een GI de omgang tussen ouder en kind zonder rechterlijke toestemming beperkt, zou de Raad direct in overleg moeten treden en zo nodig de zaak (weer) aan de rechter voorleggen – gesteund door jurisprudentie die stelt dat GI’s niet eigenmachtig een door de rechter vastgestelde omgangsregeling mogen wijzigen (dehaanlaw.nl) (boomportaal.nl). Zo functioneert de Raad als hoeder van de rechtsstaat binnen het jeugddomein, en voorkomt hij dat onrechtmatigheden insluipen.
  • Transparantie en verantwoording: Ten slotte moet de Raad zelf open blijven staan voor kritiek en verbetering. Een cultuur waarin fouten toegeven mag en geleerd wordt van gegronde klachten of rechterlijke terugkoppeling, zal bijdragen aan betere naleving van de beroepscode. Hier past bijvoorbeeld het openbaar maken (geanonimiseerd) van uitspraken van de Klachtencommissie of Tuchtcolleges die relevant zijn, zodat de hele sector kan leren waar het misging. De RvdK zou periodiek kunnen rapporteren over hoe vaak en op welke gronden zijn adviezen afweken van de verzoeken van GI’s of Veilig Thuis – dit om te laten zien dat men niet klakkeloos volgt, maar echt een eigen afweging maakt. Die schat aan kennis kan ook politiek en bestuur stimuleren om het systeem te verbeteren (bijv. als de Raad structureel moet ingrijpen omdat ergens anders in de keten iets misloopt, is dat waardevolle feedback voor beleid).

Als Stichting De Kamer van Sociale Waarden roepen we de Raad voor de Kinderbescherming op om deze herpositionering met urgentie ter hand te nemen. De Raad heeft vanuit zijn historie en wettelijke taak de statuur om een geweten van de jeugdzorg te zijn – een instituut dat pal staat voor kinderrechten, ook als dat oncomfortabel is voor collega-instellingen. In een tijd waarin misstanden in de jeugdzorg regelmatig het nieuws halen en het vertrouwen broos is, is die stevige, integere positie bitter nodig. Het VN-Kinderrechtencomité en het Europese Hof kijken mee: voldoen we als land aan artikel 3 en 12 IVRK, aan artikel 8 EVRM? Zolang kinderen ervaren dat er “over hen, zonder hen” wordt beslist en dat beslissingen bijna automatisch verlengd worden zonder frisse blik, moet het antwoord helaas zijn: nee, nog niet voldoende.

De oplossing ligt binnen handbereik: respecteer de eigen beroepscodes en het recht, iedere zaak weer, en maak de stem van het kind tot het kompas in elk advies. Laat de Raad voor de Kinderbescherming zijn unieke positie benutten om de rechtsstatelijke principes te bewaken in de jeugdzorgpraktijk. Uiteindelijk is dat in het voordeel van iedereen – kinderen, ouders, professionals én de samenleving – want een jeugdbescherming die haar legitimiteit ontleent aan strikte eerbiediging van rechten, zal effectiever en rechtvaardiger zijn. Laat de Raad die morele integriteit uitstralen en zo nodig botsen met ketenpartners; op de lange termijn zal dit de kwaliteit en menselijkheid van de jeugdzorg ten goede komen. Iedere maatregel die écht in het belang is van het kind en waarin de stem van het kind duidelijk weerklinkt, verdient immers het predicaat “sociale waarde”. Het is aan de Raad om te tonen dat hij die sociale waarden hooghoudt, dwars door alle spanning heen.

[Stichting De Kamer van Sociale Waarden]

Call to Action

De Kamer van Sociale Waarden gelooft dat werkelijke verandering begint wanneer mensen zich uitspreken — wanneer ouders, jongeren, professionals, onderzoekers, stichtingen en politieke vertegenwoordigers samen optrekken. Daarom nodigen we je uit om te reageren op dit artikel, het te delen binnen jouw organisatie of netwerk en vooral: mee te bouwen aan een eerlijkere jeugdbescherming.

Help ons om de structurele tekortkomingen bij de Raad voor de Kinderbescherming, SKJ en IGJ niet langer onzichtbaar te laten blijven. Deze tekortkomingen kosten onze samenleving ieder jaar miljarden euro’s en brengen onherstelbare schade toe aan gezinnen.

Samen — bottom-up én top-down — kunnen we het verschil maken.
Laat ons weten wat jij ziet, ervaart of begrijpt. Deel dit bericht met anderen. En vooral: sluit je aan bij de beweging die het kind écht centraal wil zetten in recht, zorg en beleid.

Samen bouwen we aan een systeem dat niet zichzelf beschermt, maar onze kinderen.

Uitnodiging tot gesprek

Wil je hierover verder praten — als ouder, professional, stichting, belangenorganisatie of Kamerlid — dan nodig ik je van harte uit voor een persoonlijk gesprek.

Samen verkennen we:

  • wat jij ziet gebeuren in de praktijk,
  • welke knelpunten structureel zijn,
  • waar kansen liggen voor verbetering,
  • en hoe we vanuit De Kamer van Sociale Waarden jouw inzichten kunnen meenemen in een bredere beweging voor rechtvaardige jeugdbescherming.

Je kunt eenvoudig een gesprek inplannen door een bericht te sturen naar:

📬 info@dekvsw.nl
📞 06 – 53 44 50 54

Of vul het contactformulier in via:
🌐 https://dekvsw.nl/contact

Laat het gerust weten als je liever een online overleg hebt via Teams of Zoom.

We staan klaar voor iedereen die wil bijdragen aan een eerlijk en menswaardig jeugdzorgsysteem.


Bronnen & referenties

🔬 Wetenschappelijke publicaties

  1. Bruning, M. et al. – “Jeugdbescherming ten einde raad” (RU Nijmegen)
    URL: https://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/297587/297587.pdf (Ru.nl Repository)
    Relevantie: recente metastudie over tekortschietende jeugdbescherming en het gebrek aan aandacht voor brede kindbehoeften.
  2. Lenglet, M.J.E., Van Boven, H.J., & Bruning, M.R. – “Rechtsbescherming in de jeugdbescherming”
    URL: https://scholarlypublications.universiteitleiden.nl/access/item%3A4150145/download (Scholarly Publications)
    Relevantie: onderzoekt hoe rechtsbescherming van kinderen en ouders in de jeugdbescherming feitelijk functioneert.
  3. Bruning, M.R., Rap, S.E., & Verkroost, D.S. – “Participatie van minderjarigen in de vrijwillige jeugdhulp” (Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht, 2016)
    URL: https://scholarlypublications.universiteitleiden.nl/access/item%3A3069751/view (Scholarly Publications)
    Relevantie: analyseert juridische en feitelijke mogelijkheden voor kindparticipatie in vrijwillige jeugdhulp.
  4. Bruning, M.R. et al. – “Kansen en momenten voor participatie in het jeugdhulptraject”
    URL: https://www.universiteitleiden.nl/binaries/content/assets/rechtsgeleerdheid/instituut-voor-privaatrecht/jr-tweede-deel-oz-kansen-en-momenten-voor-participatie-in-het-jeugdhulptraject-2.0.pdf (Universiteit Leiden)
    Relevantie: beschrijft waar en hoe kinderen in procedures rond jeugdhulp daadwerkelijk kunnen participeren.
  5. Bruning, M.R. – “De rechtsbescherming en procespositie van het kind: ontwikkelingen en knelpunten”
    URL: https://scholarlypublications.universiteitleiden.nl/access/item%3A3728394/view (Scholarly Publications)
    Relevantie: bespreekt art. 12 IVRK, hoorrecht en procespositie van minderjarigen in familierechtelijke procedures.

📰 Journalistieke / media-artikelen

  1. Universiteit Leiden – “Het jeugdzorgsysteem functioneert niet en dat is onacceptabel”
    URL: https://www.universiteitleiden.nl/in-de-media/2025/09/het-jeugdzorgsysteem-functioneert-niet-en-dat-is-onacceptabel (Universiteit Leiden)
    Relevantie: duidt een inspectierapport over falende jeugdbescherming, met commentaar van Bruning.
  2. VPRO Argos – “Inspectierapport legt ernstige problemen jeugdbescherming bloot”
    URL: https://argos.vpro.nl/artikelen/inspectierapport-legt-ernstige-problemen-jeugdbescherming-bloot-het-is-een-onacceptabele-situatie (argos.vpro.nl)
    Relevantie: journalistieke context over structurele problemen en rechtsbeschermingstekorten.
  3. GGZ Totaal – “Participatie van kinderen in jeugdhulptraject wordt wel zinvol gevonden, maar nog erg willekeurig toegepast”
    URL: https://www.ggztotaal.nl/nw-29166-7-3690386/nieuws/participatie_van_kinderen_in_jeugdhulptraject_wordt_wel_zinvol_gevonden_maar_nog_erg_willekeurig_toegepast.html (ggztotaal.nl)
    Relevantie: beschrijft praktijkervaringen met kindparticipatie op basis van onderzoek van Rap, Verkroost en Bruning.
  4. Blik op Hulp – “Participatie jongeren in jeugdhulp onduidelijk”
    URL: https://blikophulp.nl/participatie-jeugdhulp-bruning/ (Blik op hulp)
    Relevantie: media-artikel over de mate van invloed die jongeren daadwerkelijk hebben in het jeugdhulptraject.
  5. Rechtencircuit – “Mariëlle Bruning: ‘Ik zal altijd blijven pleiten voor meer ondersteuning voor kinderen’”
    URL: https://www.rechtencircuit.nl/marielle-bruning-ik-zal-altijd-blijven-pleiten-voor-meer-ondersteuning-voor-kinderen/ (Rechtencircuit)
    Relevantie: interview over noodzaak van betere ondersteuning en rechtsbescherming in jeugdbescherming.

⚖️ Juridische / beleidsbronnen

  1. Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) – Nederlandse tekst
    URL: https://www.kinderrechten.nl/verdragstekst/ (Kinderrechten)
    Relevantie: basis voor art. 3 (belang van het kind) en art. 12 (participatie en hoorrecht).
  2. Verdrag inzake de Rechten van het Kind, artikel 3 – InView
    URL: https://www.inview.nl/openCitation/idb2e0599bd5729bc07616644950fbca30/verdrag-inzake-de-rechten-van-het-kind-artikel-3 (InView)
    Relevantie: benadrukt eisen aan instellingen en voorzieningen m.b.t. veiligheid, toezicht en kindbelang.
  3. NJi – “De wettelijke kaders van de jeugdbescherming”
    URL: https://www.nji.nl/system/files/2021-04/De-wettelijke-kaders-van-de-jeugdbescherming.pdf (Nederlands Jeugdinstituut)
    Relevantie: overzicht van EVRM, IVRK, BW en procesrecht rond jeugdbescherming.
  4. Raad voor de Kinderbescherming – “Kwaliteitskader Raad voor de Kinderbescherming 2025”
    URL: https://www.kinderbescherming.nl/documenten/2024/12/16/kwaliteitskader-2025 (kinderbescherming.nl)
    Relevantie: beschrijft professionele standaard, waardenkompas en kwaliteitsborging binnen de RvdK.
  5. Adviescommissie rechtsbescherming – “Kinderen en ouders met recht goed beschermd” (advies Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming)
    URL: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2024/01/31/tk-bijlage-advies-kinderen-en-ouders-met-recht-goed-beschermd-adviescommissie-rechtsbescherming-en-rechtsstatelijkheid (Rijksoverheid)
    Relevantie: beleidsadvies over versterking rechtsbescherming van kinderen en ouders in het toekomstige jeugdbeschermingsstelsel.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven