Welkom bij de Raad – waar feedback dodelijk is en rapporten eeuwig leven

Donderdagmiddag, klokslag half twee. Het zonnetje schijnt, de koffie is nog warm, en ik mag bellen met Emma S. – klachtenbemiddelaar bij de Raad voor de Kinderbescherming. En dat is niet zomaar een functie, dat is een kunstvorm. Zij bemiddelt tussen jouw geknakte ouderhart en een betonnen muur die “beleidskader” heet.

Ik bel met een tamelijk onrealistisch verzoek: “Zouden we, nu mijn dochter 18 is, een keer kunnen praten over dat raadsrapport uit 2013? U weet wel, dat rapport dat als een kernkop insloeg op ons gezin en als radioactieve damp door elke rechtszaal bleef zweven?”

Emma is vriendelijk. Heel vriendelijk. Ik vermoed een training in conflictvermijding op elite-niveau. Ze erkent mijn woorden, ze hoort mijn pijn, en ze bevestigt: “Ja, dat is heel vervelend geweest.”

Zo. Gesprek afgesloten. Opgelost.

Maar ik ben koppig. Want ik denk dat als mijn dochter eindelijk volwassen is en vrijuit kan spreken – zónder dat een gedragstestkundige in driedelig grijs dat vertaalt naar ‘opkomende hechtingsproblematiek’ – dat we misschien, heel misschien, eens zouden kunnen reflecteren.

Reflecteren? Bij de Raad? Dat woord komt in hun beleidsboek net na ‘ufo’ en ‘zelfspot’.

Toch zegt Emma iets opmerkelijks: “Je kunt het nog formeel bij de directeur neerleggen.”
Ah. De directeur. Die mysterieuze figuur die, naar verluidt, in een ivoren kantoorgebouw leeft waar feedbackrapporten in een open haard verdwijnen zodra het buiten kouder wordt dan 18 graden.

Ondertussen leg ik uit dat ik 31 rechtszaken heb gevoerd – éénendertig, dames en heren – om mijzelf te verdedigen tegen een suggestie die ooit als ‘risico’ op papier werd gezet.

Het mooie is: het rapport hoefde niet eens te kloppen. Zolang het maar plausibel klonk, academisch verantwoord werd ingeleid, en vooral – en dit is cruciaal – niemand de moeite nam om terug te kijken.

Ik stel voor: een gesprek. Geen rechtszaak. Geen wraak. Gewoon een gesprek.
Een ontmoeting met de mensen die ooit besloten dat ik te riskant was om mijn kinderen te knuffelen. Gewoon even luisteren. Misschien zeggen: “Goh, dat hadden we anders kunnen doen.”

Maar ja… dat noemen we in vakjargon een “feedbacksessie”, en dat is bij de Raad net zo welkom als een clownsact op een begrafenis.

Emma belooft het opnieuw intern te vragen.
“We kunnen kijken of het team bereid is tot een gesprek.”
Klinkt hoopvol, toch?

Tot je je realiseert: dit is hetzelfde team dat eerder al zei “daar hebben we geen behoefte aan” – wat ongeveer gelijkstaat aan: “Onze rapporten zijn heilig. En bovendien, als we fouten toegeven, wie betaalt dan de pensioenpot?”

En zo eindigt mijn telefoongesprek in volledige stijl: met beleefdheid, begrip, en een routekaart naar een doodlopende steeg.

En de moraal van het verhaal?

Bij de Raad wordt alles gewogen, gemeten en vastgelegd.
Behalve hun eigen impact. Die is onmeetbaar. Of onbespreekbaar. Of gewoon… ongepast om te benoemen.

Ik blijf hopen. Want als mijn dochter de kracht vindt om terug te kijken, dan zou het systeem dat toch ook moeten kunnen?

Of is zelfreflectie inmiddels uitbesteed aan een ander ministerie?


De Directeur met de Papieren Vlammenwerper

Na mijn telefoongesprek met klachtenbemiddelaar Emma, waarin ik beleefd voorstelde om als volwassen mens een gesprek te voeren over het institutioneel verpulveren van mijn vaderschap, kreeg ik een suggestie:
“U kunt het nog voorleggen aan de directeur.”

Ah ja… de directeur.
Het klinkt bijna als een figuur uit een Roald Dahl-boek.
Zo iemand die altijd net vijf minuten eerder naar huis gaat dan jij arriveert.
Die werkt achter rookglas en enkel communiceert via “overwegingen”.

In de wandelgangen wordt gefluisterd dat als je een schriftelijk verzoek indient, het wordt geprint op biologisch afbreekbaar papier, even wordt bekeken, en dan met beleid in een vlammenwerper verdwijnt.

Een speciaal apparaat dat op elke directieafdeling van de Raad staat.
Met een bordje erboven:
“Inkomende Feedback.”

De vlammenwerper werkt op gas.
Publiek geld.
CO₂-neutraal, uiteraard.

En zo stel ik me voor hoe mijn zorgvuldig geformuleerde verzoek daar belandt.
Getypt met trillende vingers, doordrenkt van hoop, gemarkeerd met rode pen:
“Vraag tot reflectie en dialoog.”

Maar nog voor de directeur zijn bril opzet, verschijnt een beleidsmedewerker in driedelig beleidstaal:

“Directeur, als u dit toelaat, erkent u het bestaan van een systeemfout. En zoals u weet: systeemfouten bestaan niet, alleen individuele percepties.”

De directeur knikt ernstig, wrijft over zijn kin,
pakt het papier op,
en drukt op de grote, rode knop.

WHOOSH.
Feedback verandert in as.

Vervolgens opent hij een zijluikje, schept een handje van de as in een envelop en stuurt het terug met een begeleidend schrijven:

“Wij hebben uw verzoek zorgvuldig gewogen. Uw klacht is verwerkt.”

Letterlijk. In fijne poedervorm.


Maar toch, ik blijf dromen.
Dromen van een Raad voor de Kinderbescherming die, als een kind zegt: “Ik had een vader nodig, maar jullie zagen hem niet,”
niet antwoordt met een beleidsregel,
maar met een stilte. Een traan. Een gesprek.

En dat ergens, diep onder het rookglas,
die directeur opstaat,
zich omdraait,
de vlammenwerper uitzet
en fluistert:

“Misschien moeten we dit keer luisteren. Voor het kind. En voor de vader.”

Tot die dag blijf ik schrijven.
En als mijn woorden in rook opgaan,
dan is het tenminste mijn vuur geweest.

Wetenschappelijke referenties (APA-stijl)

  1. Munro, E. (2011). The Munro Review of Child Protection: Final Report. Department for Education. Bepleit het belang van reflectieve feedbackcultuur binnen jeugdbescherming en waarschuwt voor bureaucratische vastlegging.
  2. Parton, N. (2014). Social Work, Child Protection and Politics: Some Critical and Constructive Reflections. British Journal of Social Work, 44(7), 2042–2056. Analyseert hoe politieke structuren invloed hebben op kinderbescherming en feedbackmechanismen.
  3. Gilbert, N., Parton, N., & Skivenes, M. (Eds.). (2011). Child Protection Systems: International Trends and Orientations. Oxford University Press. Beschrijft verschillende internationale benaderingen en het belang van dynamische feedbackloops in bescherming van kinderen.
  4. Featherstone, B., White, S., & Morris, K. (2014). Re-imagining Child Protection: Towards Humane Social Work with Families. Policy Press. Stelt voor om de jeugdbescherming te herstructureren met nadruk op menselijke maat en wederzijds vertrouwen.
  5. Grietens, H., & Vanderfaeillie, J. (2012). De rol van rapportage in jeugdhulpverlening: risico’s en mogelijkheden. Kind en Adolescent Praktijk, 11(3), 117–125. Bespreekt hoe rapportage langdurige gevolgen heeft en waarschuwt voor het ontbreken van toetsing en feedback.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven