Waar we de afgelopen tijd aan voorbij gaan, is dat Wijsheid gebaseerd moet zijn op feiten. Dat doet het echter niet. Wijsheid kent vandaag de dag, belangen. Belangen die niks te maken hebben met: “Wat is goed voor het milieu en de samenleving?”, nu op het moment dat het geldsysteem faalt. En wij nog niet hersteld zijn van een covid pandemie.
Het fractionele bank systeem waarbij een kleine groep mensen, ongebreidelt kunnen bijdrukken. En daarover liegen naar ons.
Zijn het wij, de technici die altijd kennis en kunde in huis hebben, om binnen die belangen afhankelijke Wijsheid gegeven, invulling te geven naar een oplossing. En daar zit iedereen voor bij elkaar nu tijdens deze vergadering.
Echter zoals ik al aangaf, is die afhankelijke Wijsheid niet in het belang van ons mensen, niet in het belang van ons vee, onze huisdieren en onze recreatie dieren. In de huidige Creativiteit, C O 2 reductie belangrijker is, dan al het gedomesticeerde op deze aarde. inclusief de mens die er vruchtgebruik van neemt. Zonder dat daar een deugdelijke onderbouwing voor is.
Nadat wetenschappelijk is aangetoond dat C o 2 geen broeikasgas is, hebben de belanghebbers het op de volgende stof gegooit. Een stof die al voor 79% in onze atmosfeer voorkomt. Maar binnen een verbinding, zoals ammoniak een kunstmatige voedingstof is voor planten. Waardoor de natuur dus gevoed wordt met die ammoniak en daardoor meer en makkelijker planten kunnen groeien, op plaatsen waar normaal de aarde te arm is om op te groeien.
Die gekochte wijsheid wil dus niet een groenere wereld, waar we onze gewassen verbouwen. Maar schrale grond waar alleen planten voorkomen, toen de mens er nog niet was.
We zetten in die gekochte wijsheid, liever mensen aan om insecten te eten, en in laboratoria vervaardigt kunstmatig vlees, sluiten hen op in lockdowns, dan dat we voor onze voeding onze door God gegeven aarde gebruiken.
Geen vee, geen huisdieren, geen paarden en geen geitje meer. Alles heeft namelijk een C o 2 voetafdruk. C o 2 waarvan, nogmaals, bewezen is dat het geen broeikasgas is. En ammoniak dat een voedingstof is voor planten.
Verder mag iedereen hier beseffen, dat wie zich nu moeite doet, en beloond wordt daardoor door die Euro, een munt aanneemt die net zo veel waard is als monopoly geld. Geld waarbij een hele kleine groep mensen ongebreideld mag bijdrukken, zich zelf verrijken. En ons aanzet om creatief te zijn binnen hun gelogen wijsheid. De wijsheid die afwijkt van het menselijke belang.
Dit is allemaal begonnen in 1892, toen Rockefeller op een energie Summit in Genève, 180 miljoen dollar betaalde aan veel vooraanstaande onderzoeks instituten, zodat aardolie en aardgas fossiel werdt genoemd. Dit terwijl die theorie in 1700 al was weerlegt. Spreken we vandaag de dag nog altijd over fossiele brandstoffen.
Daardoor denken we dat wij mensen zelf voor het eerst deze stoffen hebben ontrokken en dat deze beperkt voorradig is. C o 2 dus pas in onze atmosfeer kwam toen wij die brandstoffen zijn gaan verbranden. En door het aanspreken van die brandstoffen de atmosfeer zich nu meer vult met C o 2 en stikstof dan ooit.
Wat niet waar is.
1000 de andere wetenschappers, zoals geologen, astronomen, etcetera, komen tot hele andere conclusies. En hebben deze ook wetenschappelijk kunnen bewijzen door dat principe na te bootsen.
Iedereen kan dan ook die wetenschappelijke artikelen gebruiken om aardolie en aardgas te reproduceren.
Deze wetenschappelijk aangetoonde theorie heet: Abiotische olie.
Men steld en toont aan dat aardolie en aardgas helemaal niet uit fossielen bestaan. Maar transpiratie is van de aarde, dat vrij komt in een diepte tussen 100 en 200 kilometer onder de aardoppervlakte.
In het gebied waar de temperatuur 1000 graden Celcius is, en de druk uitgedrukt wordt in kiloBars. Daar vinden abiotische reacties plaats, zoals dat ook gebeurt in krakers in de nak 4 en in de hycon op het shell terrein in de botlek.
In het rapport wat voor iedereen beschikbaar is. Voor u ligt om gelezen te worden, staat dit allemaal beschreven.
Besef echter dat als aardolie en aardgas, geen fossiele brandstof is, de aarde dus altijd al aardolie en aardgas heeft gemaakt.
Dit al vanaf zijn onstaan in onze natuur terecht is gekomen. Het aan de aarde onttrekken er alleen maar voor zorgt dat wij er bruikbare stoffen van hebben kunnen maken.
En onze aarde daardoor minder hebben vervuild dan wanneer deze olie en gassen spontaan in onze natuur terecht zouden komen.
En jammer genoeg we ook stoffen hebben vervaardigt die de natuur niet meer afbreekt of op plaatsen terecht komt, waarbij het schade aan mens en dier doet.
Mijn boodschap in deze, is voordat we creatief invulling geven aan deze agenda, we:
- Beseffen we dit doen, terwijl beleid dat maatschappelijk ons denken heeft verstoord. Het de zelfde beleidsmaker zijn die ons in die stoornis hebben gedwongen, de euro bijdrukken voor hun belang. En met deze gekochte klimaat theorie komen. Een theorie waar de mens en zijn dieren geen plaats voor is.
- Het de gemeente vrij staat de gemeenschap te verenigen. Om samen een sterke eenheid te vormen en zo in verweer en verzet te kunnen tegen deze gekochte Wijsheid.
- Maar ook met technische oplossingen kunnen komen, die gebruik blijft maken van aardolie en aardgas. En dit op een “niet schadelijke wijze voor onze natuur”, gaan toepassen.
Het wordt dus totaal anders denken. Te beginnen bij:”Is die transitie nu echt wel nodig, en wie hebben hier werkelijk belang bij?”.
Waarom laten wij ons vergoeden met subsidies terwijl de samenleving zelf in armoede wordt gestort door deze ,binnen eigen belangen en verzonnen theorie?
De gemeente en ook meer en meer de samenleving, ziet deze geldstromen. En dient die belangen nu ter discussie te stellen. Want de mensheid is in het geding.
Lees hier wat olie citaten van prokundige profesionals.
Onlangs kwam mij informatie t.a.v. aardolie en aardgas aan het licht. Het blijkt dat nooit aangetoond is dat aardolie en aardgas fossiele stoffen zijn. DIt omdat er onder de 1700 meter er geen fossielen voorkomen in de aardkorst. En Aardolie en aardgas niet boven de 3400 meter. Er zit dus een dikke 1700 meter gesteente tussen fossielen en aardolie en aardgas.
Men verondersteld dat, met een belang. Maar ook wetenschappelijk aangetoond, vrij kan komen uit diepere lagen. Wat in dit vraagstuk niks anders betekend dan dat we waterstof dienen te injecteren in de gas/olie velden. Zodat aldaar langere koolstof ketens, opbreken en dat aardgas als resultaat geeft. Er zijn namelijk aardgas en aardolie velden, die in de loop der tijd zich weer vullen.
Dit kent een enorme impact voor ons mens en energie economie. En zet tevens het hele Co2 verhaal op de kop.
Ooit zijn, Nederlands beloofd, aardgas gratis aan te bieden voor Inwoners van Nederland als de infrastructuur is aangelegd en installaties onderhouden.
Abiotic Oil
De abiotische olievormingstheorie suggereert dat ruwe olie het resultaat is van natuurlijk voorkomende en mogelijk aan de gang zijnde geologische processen. Deze theorie is ontwikkeld in de Sovjet-Unie tijdens de Koude Oorlog, omdat de Unie zelfvoorzienend moest zijn in termen van het produceren van haar eigen energie. De wetenschap achter de theorie is degelijk en gebaseerd op experimenteel bewijs in zowel het laboratorium als in het veld.
In het Westen wordt bijna overal aangenomen dat alle olie en gas is afgeleid van fossielen. Elders is dit niet het geval, vooral niet onder Russische en Oekraïense wetenschappers die gedurende meerdere generaties hardnekkig het idee hebben geopperd dat olie en gas abiotisch zijn, diep onder het aardoppervlak in de meeste delen van de wereld en in zeer grote hoeveelheden.
Westerse geologen en wetenschappers vinden de theorie vervelend of amusant en weigeren er serieus over na te denken, hoewel er uitzonderingen zijn. De theorie wordt nog steeds in veel hoger aanzien gehouden door Russische wetenschappers en geologen (waaronder sommigen die in het Westen werken) om historische en misschien ideologische redenen.
Veel Russische geologen en petroleumonderzoekers schrijven de opkomst van Rusland in de afgelopen 50 jaar als de grootste producent van olie en de op één na grootste producent van aardgas ter wereld toe aan de succesvolle toepassing van de abiogene theorie van olie- en gasvorming. De Russen beweren met succes meer dan 300 ultradiepe (ongeveer 40.000 voet) olie- en gasbronnen door graniet en basalt te hebben geboord op basis van deze theorie. Deze beweringen zijn in twijfel getrokken door westerse geologen en petroleumingenieurs.
De meest recente poging om geloof te krijgen voor het abiogene idee was slechts een paar maanden geleden. Een onderzoeksteam van het Royal Institute of Technology, Stockholm, Zweden, onder leiding van Vladimir Kutherov, heeft aangetoond dat fossielen van dieren en planten niet nodig zijn voor de productie van olie en aardgas. Het team simuleerde de thermische en drukprocessen die plaatsvinden in de binnenste lagen van de aarde om koolwaterstoffen te genereren, het belangrijkste bestanddeel van olie en aardgas. Het team merkte ook op dat olie en gas 7 mijl onder de grond zijn gevonden in Texas en dat fossiele olie en gas niet via de zwaartekracht naar zulke diepten kunnen zijn gesijpeld.
Volgens de Prof. Kutherov kunnen alle soorten gesteente dienen als reservoirs van koolwaterstofenergie en hun ontdekkingsmethode kan de succespercentages van exploratie verhogen van 20% tot 70%. Het onderzoeksteam heeft een nieuwe techniek ontwikkeld voor het lokaliseren van olie- en gasbronnen. Het bestaat uit het verdelen van de wereld in een fijn raster, dat overeenkomt met ondergrondse spleten of migratiekanalen. Koolwaterstofbronnen zullen overal worden gevonden waar migratiekanalen elkaar kruisen, voorspelt het team.
Een abiogene theorie van aardolie is niet nieuw en dateert uit de 16e eeuw. In de 19e eeuw brachten twee zeer getalenteerde wetenschappers, Alexander von Humboldt en Dimitri Mendelejev (van het periodiek systeem) het concept naar voren. In de 20e eeuw ontstond de Russisch-Oekraïense school voor geologie in de Sovjet-Unie om krachtig de moderne theorie van abiogene olie en gas te formuleren. In het Westen was de meest welbespraakte en vastberaden voorstander de beroemde astronoom Thomas Gold. Na zijn dood is Jack Kenney van Gas Resources Corporation de leidende westerse exponent geworden.
De heersende abiotische theorie is dat de volledige hoeveelheid koolwaterstoffen die in olie en gas wordt aangetroffen in de mantel (40 tot 90 mijl onder het aardoppervlak) wordt gegenereerd door niet-biologische processen. Deze koolwaterstoffen migreren vervolgens uit de mantel naar de korst waar ze ontsnappen of worden gevangen door ondoordringbare lagen die leiden tot reservoirvorming.
Specifieke voorbeelden ter ondersteuning van de abiotische theorie zijn in de loop der jaren aangehaald. Elk voorbeeld is door het westerse establishment afgedaan als misleidend, terwijl het door voorstanders als overtuigend werd geprezen. Dit is altijd het geval wanneer een diepgeworteld geloof en massale geldstromen een subversief idee tegenkomen dat de heersende orde ernstig bedreigt. Het debat wordt steeds scherper naarmate de twee diametraal tegenovergestelde opvattingen van Peak Oil en Abiogenic (Superabundant) Oil botsen in een botsing, niet alleen van wetenschap, maar, veel belangrijker, van geld en ideologie.
Onderstaande test heeft deze bron.
Hoewel de huidige geaccepteerde theorie van olievorming de langzame transformatie van dierlijk en plantaardig materiaal in koolwaterstof inhoudt (de biotische of biogene theorie), is het niet de enige theorie die naar voren is gebracht. Al in de 16e eeuw beweerde een theorie over de oorsprong van olie dat deze het resultaat was van diepe koolstofafzettingen die al veel langer bestaan dan het leven op deze planeet. De theorie, die bekend werd als de theorie van de vorming van abiotische olie (AOF), werd grotendeels vergeten tot kort geleden toen een paar mensen (waaronder wetenschappers) haar nieuw leven inblazen.
De nieuwste versie van de AOF-theorie stelt dat olie ontstaat uit anorganische processen die diep in de kern of ondermantel van de aarde plaatsvinden. Hier, zeggen ze, wordt olie gevormd en sijpelt vervolgens door scheuren en poreus gesteente naar boven om de reservoirs te vullen die mensen aanboren om olie te krijgen. Als deze bewering waar is, is olie misschien lang niet zo beperkt in hoeveelheid als voorstanders van de biotische theorie. Dit zou betekenen dat olie meer “hernieuwbaar” is dan ons is doen geloven.
Oorsprong
De AOF-theorie wordt om een aantal redenen verdedigd, maar veel huidige voorstanders wijzen op de aanwezigheid van methaan op kometen, meteoren en andere levenloze planeten als bewijs dat organisch materiaal niet nodig is om aardolie te produceren. Andere aanhangers wijzen op andere aanwijzingen over de oorsprong van olie, zoals de verdeling van metalen in olie, de associatie van koolwaterstoffen met helium en de aanwezigheid van olieafzettingen in grootschalige structuren in plaats van fragmentarische sedimentaire afzettingen. Dit, beweren voorstanders, zijn allemaal redenen om aan te nemen dat olie niet afkomstig is van plantaardig en dierlijk materiaal, maar eerder van een natuurlijk chemisch proces waarbij anorganische materialen betrokken zijn.
De theorie blijft om een aantal redenen bestaan, maar een van de grootste is dat niemand ooit de vorming van olie heeft gezien. Omdat het miljoenen jaren duurt voordat een fossiele brandstof wordt gevormd, zijn alle theorieën die we hebben over het vormingsproces gebaseerd op waarnemingen van huidig materiaal. Het is mogelijk om te speculeren, voorspellingen te doen en die voorspellingen te testen om bewijs te verkrijgen om een bepaalde theorie te ondersteunen of te verwerpen, maar het is niet mogelijk om zo zeker te zijn over de vorming van olie als over zoiets als het vormingsijs, wat we wel kunnen direct observeren. Dus, welke theorie heeft meer ondersteunend bewijs?
Bewijs
De meeste wetenschappers geloven dat het bewijs beslist neerkomt op de kant van olievorming uit overleden organisch materiaal. Ze wijzen op zeer sterk chemisch bewijs (zogenaamde “biomarkers”) die aantonen dat koolwaterstoffen een organische oorsprong hebben en geen anorganische oorsprong. Ze wijzen er ook op dat verschillende stadia van koolwaterstofontwikkeling zijn blootgelegd, waarbij de ontwikkeling van bijvoorbeeld veen helemaal naar antracietkool of van algen naar olie wordt getoond. Ze beweren ook dat kleine hoeveelheden koolwaterstof in laboratoria kunnen worden geproduceerd, wat hun standpunt sterk ondersteunt.
Voorstanders van de abiotische theorie zijn echter niet zonder hun bewijs. Deze wetenschappers wijzen op het feit dat is aangetoond dat oliereservoirs zich opnieuw vullen als ze een tijd alleen worden gelaten, iets wat niet past in de biotische theorie. Ze wijzen ook op de aanwezigheid van olie op meteoren en andere lichamen die geen leven hebben en nooit hebben ondersteund. Ze suggereren ook dat beweringen over de chemische aard van olie onecht zijn, omdat we niet weten welke processen diep in de aarde plaatsvinden die ervoor kunnen zorgen dat olie eruitziet alsof het uit een organische bron komt, terwijl dat niet het geval is. Het is ook waar dat olie kan worden geproduceerd uit anorganisch materiaal, wat deze theorie ondersteunt.
Overeenstemming
De meeste wetenschappers ondersteunen de biotische theorie van olieproductie om een aantal redenen. Als reactie op het bewijs voor de abiotische theorie zeggen ze het volgende.
Ten eerste kan het opnieuw vullen van putten worden verklaard door twee verschijnselen. Ten eerste neemt ons vermogen om olie te winnen uit moeilijkere omgevingen voortdurend toe. Als gevolg hiervan kunnen putten die ooit “uitgeboord” waren, nu worden heropend en opnieuw worden geproduceerd met behulp van nieuwe technologie. Ten tweede, omdat olie beweegt en verschillende dichtheden heeft, is het waar dat het pompen van olie uit een put de druk kan verlichten, waardoor olie die vastzit in scheuren, breuken en andere zakken na verloop van tijd de put kan binnendringen.
De tweede reden waarom veel wetenschappers aan de abiotische theorie twijfelen, is dat de basisprincipes niet levensvatbaar lijken. Het idee dat rotsen op grote diepte poreus zijn, is namelijk het tegenovergestelde van wat onderzoek aantoont. Natuurlijk wijzen voorstanders van de theorie op het feit dat magma weet te ontsnappen, dus waarom geen aardolie.
De derde en belangrijkste reden om de abiotische theorie buiten beschouwing te laten, is dat de chemie niet klopt. Ten eerste lijkt er niet genoeg CO2 onder het aardoppervlak te zijn om de vorming van olie mogelijk te maken. In wetenschappelijke termen klopt de massabalans van de vergelijking niet. Wat nog belangrijker is, is echter de duidelijke isotopische en biochemische structuur van olie, die de organische oorsprong sterk ondersteunt. Bijvoorbeeld helium dat is opgesloten in koolwaterstofafzettingen (en een inert gas is, zodat het nergens mee reageert), heeft een specifiek karakter, wat betekent dat het vrijwel zeker van het aardoppervlak afkomstig is en niet ergens anders.
Het is duidelijk dat deze kwesties meer onderzoek vereisen en, gezien het belang van olie voor onze energiebehoeften, werken veel prestigieuze instellingen aan het oplossen van het dilemma. In de Verenigde Staten proberen wetenschappers van het Woods Hole Oceanographic Institute te bepalen hoe diep olievoorraden kunnen worden gevonden. Hoe dieper ze zijn, hoe kleiner de kans dat ze van biotische oorsprong zijn.
De andere mogelijkheid hier is dat beide groepen gelijk hebben. Door beide processen kan zich olie vormen. Als dat zo is, is olie misschien niet zo beperkt als we momenteel vermoeden.
Politiek
Zoals veel kwesties speelt politiek een grote rol in het argument abiotische versus biotische olievorming. Tot de afgelopen decennia was het belangrijkste argument voor elk van hen de zogenaamd beperkte beschikbare fossiele brandstof. Voor degenen die het uit de grond pompen, heeft het beperken van het aanbod financieel voordeel. Voor politici kan een beperkte voorraad worden gebruikt om mensen te controleren en als rechtvaardiging voor acties zoals oorlog. Een onbeperkte voorraad betekent daarentegen dat we ons geen zorgen hoeven te maken dat we opraken, dat we in staat zouden moeten zijn om naar meer olie te boren en de dagelijkse voorraad te vergroten om de prijs te verlagen, enzovoort.
Bovenstaande argumenten zijn de afgelopen jaren echter terzijde geschoven door de vrees dat de opwarming van de aarde rechtstreeks is toe te schrijven aan kooldioxide dat wordt geproduceerd door de verbranding van koolwaterstoffen. Als dit waar is, maakt het niet uit of olie beperkt is of niet, want het gebruik ervan veroorzaakt enorme schade.
Uiteindelijk zal de wetenschap het debat beslechten, maar welke wetenschap gefinancierd wordt, hangt direct samen met welke politici aan de macht zijn en wie de rekening betaalt. Op een gegeven moment zullen we de definitieve antwoorden weten op vragen over de herkomst van olie en op vragen over de impact van CO2 op het milieu.
Abiotische Olie – Abiogene Aardolie Oorsprong
Abiotische olie; Abiogene aardolie oorsprong; Herkomst van natuurlijke koolwaterstoffen (olie en gas); Anorganische aardolie oorsprong; Primordiale koolwaterstoffen Origem de hidrocabonetos naturais (petróleo e gás). Origem Inorgânica do Petróleo; Origem do Petroleo; Dmitri Y. Mendelejev; Marcelin Berthelot; Nikolai A. Kudryavtsev; Thomas Goud; Robert Robinson; Emmanuil B. Chekaliuk; JF Kenney; P. Szatmari; GA Koetcherov;
Abiotische oorsprong van aardolie – abiotische olie
Anorganische oorsprong van aardolie
De theorie van de anorganische oorsprong van aardolie (synoniemen: abiogeen, abiotisch, abyssaal, endogeen, juveniel, mineraal, oer) stelt dat aardolie en aardgas werden gevormd door niet-biologische processen diep in de aarde, korst en mantel. Dit is in tegenspraak met de traditionele opvatting dat de olie een ” fossiele brandstof ” zou zijn, geproduceerd door overblijfselen van oude organismen. Olie is een koolwaterstofmengsel waarin het hoofdbestanddeel voornamelijk methaan CH 4 is (een molecuul bestaande uit één koolstofatoom gebonden aan vier waterstofatomen). Het optreden van methaan is gebruikelijk in het binnenste van de aarde, met de mogelijke vorming van koolwaterstoffen op grote diepten.
Het begin van deze theorie dateert uit de 19e eeuw toen de Franse chemicus Marcellin Berthelot en de Russische chemicus Dmitri Mendelejev voorstelden om de oorsprong van olie te verklaren en hun theorieën werden nieuw leven ingeblazen in het decennium na 1950.
Koolwaterstoffen zoals aardgas en olie zijn oermaterialen, dat wil zeggen dat ze oorspronkelijk in de aarde waren ingebed tijdens het proces van planetaire aanwas en geen intrinsieke verbinding hebben met biologisch materiaal nabij het aardoppervlak. Diverse studies gebaseerd op thermodynamica; experimenten met hoge druk-temperatuur; veel bewijzen van geofysische, geochemische en geologische gegevens, gecombineerd met informatie van ruimtesondes en telescopen in het zonnestelsel en het heelal hebben duidelijk de abiotische oorsprong van olie aangetoond. De anorganische theorie staat in contrast met de ideeën die uitputting van olie stellen ( Piekolie) .
), die ervan uitgaat dat de olie zou worden gevormd door biologische processen en dus alleen in kleine hoeveelheden en sets zou voorkomen, met de neiging om uit te putten. Volgens de abiogene (abiotische) theorie zijn koolwaterstoffen zeer overvloedig op de planeet, maar de zoektocht naar de ontdekking van commerciële accumulaties is niet eenvoudig, omdat het inzicht moet krijgen in de geologie van de gunstige gebieden en vooral de werkelijke aard van olie en aardgas moet begrijpen. .

Dmitri Mendelejev (1834-1907)
” Het belangrijkste feit om op te merken is dat aardolie in de diepten van de aarde is geboren, en alleen daar moeten we de oorsprong ervan zoeken “ –Dmitri Mendeleev, 1877.

Marcellinus Berthelot (1827-1907)
Zijn deze brandstoffen altijd en noodzakelijkerwijs op één manier het resultaat van de ontbinding van een reeds bestaande organische stof? Is het zo met de koolwaterstoffen die zo vaak worden waargenomen bij vulkaanuitbarstingen en emanaties, en waarop M. Ch. Sainte-Claire Deville de afgelopen jaren de aandacht heeft getrokken? Moet men ten slotte een parallelle oorsprong toekennen aan koolstofhoudende materie en aan koolwaterstoffen die in bepaalde meteorieten zitten en die een oorsprong lijken te hebben die vreemd is aan onze planeet? Dit zijn vragen waarover de mening van veel vooraanstaande geologen nog niet vast lijkt te staan. ” — Marcellinus Berthelot, 1866
Vergelijking tussen de theorieën
Olievorming
Er zijn twee theorieën over de oorsprong van natuurlijke koolwaterstoffen: de biogene theorie en de abiogene theorie. Deze theorieën zijn sinds 1860 intensief bediscussieerd en minder vaak na de ontdekking van enorme oliereserves.
De suggestie dat de olie zou worden gevormd uit organisch biologisch afval dat begraven is, werd oorspronkelijk in de 18e eeuw voorgesteld
door de Russische geleerde wetenschapper Mikhail Vasilyevich Lomonosov , in 1757.
Biogeen (orthodox): suggestie dat overblijfselen van begraven planten- en dierenleven (organisch afval) honderden meters diep zijn. Actie van druk en temperatuur met lange tijd, op geologische schaal, zou de kerogeen omzetten in koolwaterstoffen (catagenese).
Het is opmerkelijk dat toen de biogene theorie van olievorming werd voorgesteld nog geen wetenschappelijke vooruitgang heeft gehad door rapporten van ruimteonderzoek en technologie van telescopen en sondes, zoals nu bekend is van de overvloed aan koolwaterstoffen (olie en aardgas) op aarde, in de zonne Systeem en universum.

Sir Fred Hoyle (1915-2001)
“ De suggestie dat aardolie zou kunnen zijn ontstaan door een of andere transformatie van geplette vis of biologisch afval, is zonder twijfel het domste idee dat gedurende een langere periode door een aanzienlijk aantal mensen is gekoesterd. ” — Sir Fred Hoyle, 1982
Abiogeen : diepe afzettingen van oerkoolwaterstoffen die zijn vastgelopen tijdens de vorming van de planeet. Honderden kilometers diepe koolwaterstofmoleculen (meestal methaan) die migreren van de mantel naar de korst en complexe koolwaterstofmoleculen dragen . In dit snelle migratieproces kunnen oergassen zoals helium en stikstof aanwezig zijn en zich vormen als dragergassen. Aanwezigheid van enkele biologische moleculen geassocieerd met oerkoolwaterstoffen zijn nauw verwant aan verontreiniging door micro-organismen (Archaea) die zich voeden met koolwaterstoffen en afsterven in de olie, waarbij hun delen als vingerafdrukken in olie achterblijven op ondiepere niveaus in de korst. Bijna alle koolwaterstoffen die chemisch olie vormen, zijn stabiel op grote diepten en het zijn oer- en metastabiele verbindingen. Daarom vertegenwoordigen olieafzettingen een eenvoudige verplaatsing van koolwaterstoffen (olie en aardgas) uit de oorspronkelijke omgeving van vorming, dwz van de bovenmantel van de aarde naar ondieper niveaus in de korst.
Variatie van de abiogene theorie suggereert dat een deel van de olie kan worden gevormd door reacties zoals Fischer-Tropsch-synthese door serpentinisatie van peridotiet van de bovenmantel, door chemische hydrolysereacties, waarbij waterstof wordt geproduceerd door te reageren met andere verbindingen van koolstof (methaan), koolstofdioxide of carbonaten in aanwezigheid van katalysatoren overgangsmetalen zoals ijzer, nikkel, vanadium, produceert n-alkanen koolwaterstoffen die later migreren naar ondiepere niveaus, voornamelijk in sedimentaire bekkens door tektonische krachten.
Kolenvorming
Biogeen (orthodox): Steenkool is een materiaal dat is afgeleid van organisch afval (plantaardig materiaal) dat werd begraven en samengeperst.

Mijnbouw in Indonesië
Abiogeen : steenkool (alleen zwart) is een materiaal dat de aanwezigheid van organische verbindingen kan bevatten, maar dat werd gevuld met anorganische koolwaterstoffen die migreerden door voortdurende opwelling die van grote diepte kwamen en deze afzettingen in het oppervlak bereikten en fijn afval en celweefsel van planten behouden. Een dergelijke situatie kan zich voordoen bij de oppervlaktemigratie van methaan en olie op moerassen of veengebieden .
Verschillende metalen zoals nikkel, vanadium, chroom, cadmium, kwik, arseen, lood en selenium zijn ook aanwezig in steenkool. Veel kolen zijn soms bitumineus en hebben een hoog zwavelgehalte. Net als bij olie komen deze metalen van diep in de aarde (mantel) en zwarte steenkool vertegenwoordigen alleen stadia in hoog verlies van waterstof van oerkoolwaterstoffen en intense biologische afbraak op ondiepere niveaus, zoals gepostuleerd door de Amerikaanse wetenschapper Thomas Gold . Het is interessant dat dezelfde biomarkers die in olie worden gevonden aanwezig zijn in steenkool en natuurlijk delen van prokaryotische archaea vertegenwoordigen die oorspronkelijke koolwaterstoffen herwerkten.
Een associatie van biocide en giftig kwik met steenkool is ook algemeen bewijs en het is niet zeldzaam dat uranium wordt geassocieerd met zwarte steenkoolafzettingen . In veel steenkoolafzettingen in de wereld worden vaak dunne witte lagen gevonden, tonsteins genaamd, die bestaan uit kaolienmateriaal, soms geïnterpreteerd als vulkanische as.
Er zijn enkele gevallen van steenkool in het Precambrium, Neoproterozoïcum. Volgens het fossielenbestand van planeet Aarde is er op dat moment geen superieure plant, dan is de Proterozoïsche steenkool zeker abiotisch en vertegenwoordigt waarschijnlijk een oude olie-accumulatie met een hoog waterstofverlies en biologische afbraak van primordiale koolwaterstoffen.
Steenkool komt soms voor in dikke lagen , zoals te zien is op onderstaande foto’s. Het zou moeilijk zijn om je een moeras of een gebied voor te stellen met dichte oude bossen die zich hebben opgehoopt en het volume ervan is afgenomen na het waterverlies en de verdichting van de lagen om een dikke steenkoollaag te vormen .
Alleen de bruinkool ( bruinkool ) moet als overwegend biogeen worden beschouwd .

Steenkoollaag van meer dan 100 ft – Powder River, Wyoming, VS

Dikke kolenlaag. Zie auto en persoon als schaal
Het komt ook vaak voor dat steenkool boven olie- en gasproductiegebieden komt . Zie hieronder een vergelijking tussen kaarten van olie- en steenkoolvoorvallen in de Verenigde Staten.

Olie- en aardgasproductiegebieden in de Verenigde Staten

Belangrijkste kolenbekkens in de Verenigde Staten
Moderne abiotische theorieën over olievorming
De Russische geoloog Nikolai Alexandrovitch Kudryavtsev was de eerste voorstander van de moderne theorie van abiotische olie, in 1951. Hij betoogde dat er in het laboratorium nooit aardolie is gemaakt die lijkt op de chemische samenstelling van natuurlijke ruwe olie uit plantaardig materiaal onder omstandigheden die lijken op die in de natuur. Hij analyseerde de geologie van de Athabasca-bitumineuze zanden in Alberta, Canada (Athabasca-teerzanden) en concludeerde dat geen “brongesteenten” het enorme olievolume in die teerzanden konden vormen (reserves die momenteel worden geschat op ongeveer 1,7 biljoen vaten) en de meest plausibele verklaring is dat olie abiotisch, abiogeen, anorganisch is en door diepe fouten van diep in de aarde komt.
De regel van Kudryavtsev stelt dat “elk gebied waar koolwaterstoffen op één niveau worden aangetroffen, koolwaterstoffen in grote of kleine hoeveelheden zal bevatten, maar op alle niveaus tot en met de keldergesteente.”
Kudryavtsev werkte samen met briljante wetenschappers als Petr N. Kropotkin, Vladimir B. Porfir’ev, Emmanuil B. Chekaliuk, Vladilen A. Krayushkin, Georgi E. Boyko, Georgi I. Voitov, Grygori N. Dolenko, Iona V. Greenberg, Nikolai S. Beskrovny, Victor F. Linetsky en vele anderen.
Hij wordt beschouwd als de vader van de moderne abiotische olietheorie.

Nikolai A. Kudryavtsev (1893-1971)

Vladimir B. Porfir’yev (1899-1982)
“ Het overweldigende overwicht van geologisch bewijs dwingt tot de conclusie dat ruwe olie en aardgas geen intrinsiek verband hebben met biologisch materiaal dat afkomstig is uit de buurt van het aardoppervlak. Het zijn oermaterialen die uit grote diepten zijn uitgebarsten. ” — Vladimir B. Porfir’yev, 1956 De Russisch-Oekraïense abiotische theorie van aardolie, gebaseerd op thermodynamische berekeningen, werd in Oekraïne geïnitieerddoor de wetenschapper professorEmmanuil B. Chekaliuk
(1967), wiens studies aangaven dat de olie afkomstig is van en ontstaat bij hoge drukken en temperaturen in de aardmantel, zonder de deelname van koolstof van organische oorsprong (planten of dieren). Deze theorie wordt ondersteund door verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd in een experimenteel laboratorium in de Verenigde Staten door Dr. JF Kenney en andere Russische wetenschappers, Kolesnikov A. , Kutcherov VG . , Goncharov AF , Spanu L. en anderen.

Emmanuil B. Chekaliuk (1909-1990)
“ Statistische thermodynamische analyse heeft duidelijk aangetoond dat koolwaterstofmoleculen die aardolie bevatten zeer hoge drukken vereisen voor hun spontane vorming, vergelijkbaar met de drukken die nodig zijn voor dezelfde van diamant. In die zin zijn koolwaterstofmoleculen de hogedrukpolymorfen van het systeem met gereduceerd koolstof, evenals diamant van elementaire koolstof. Elke notie die zou kunnen suggereren dat koolwaterstofmoleculen spontaan evolueren in de regimes van temperatuur en druk die worden gekenmerkt door het nabije oppervlak van de aarde, die de regimes zijn van methaancreatie en koolwaterstofvernietiging, verdient zelfs geen overweging .” — Emmanuil B. Chekaliuk, 1968
De Amerikaanse wetenschapper, astronoom en astrofysicus Thomas Gold was een van de meest prominente voorstanders van de abiogene theorie in het Westen. Hij beweert dat olie een oermateriaal is, diep in de aarde en ook op andere planeten gevormd (vooral in de vorm als methaan). De opkomst van methaan, soms samen met helium en stikstof, fungeren als dragergassen, brengen zwaardere koolwaterstoffen samen en bereiken ondieper in de korst, waar diep microbieel leven in wisselwerking staat met de koolwaterstoffen en de oerolie verontreinigt. Hij stelde The Deep Hot Biosphere voor theorie, gebaseerd op Deep -Earth Gas Theory volgens eerdere ideeën over de oorsprong van olie uit studies van vooraanstaande Russisch Oekraïense wetenschappers en anderen en zijn eigen ervaring als astrofysicus, astronoom, kosmoloog om de paradox van aardolie en andere verschijnselen te verklaren en op te lossen verband met de oorsprong en evolutie van natuurlijke oerkoolwaterstoffen .

Thomas Goud (1920-2004)
“ Koolwaterstoffen zijn geen biologie die herwerkt is door de geologie (zoals de traditionele opvatting zou inhouden), maar eerder geologie die herwerkt is door de biologie. ” — (Thomas Goud, 1920 – 2004)
Een van de voorspellingen van abiogene theorieën is dat andere planeten in het zonnestelsel en hun satellieten (manen) oceanen van koolwaterstoffen (methaan, ethaan) hebben. Deze koolwaterstoffen zouden aanwezig zijn of tijdens de vorming van het zonnestelsel of waren producten van daaropvolgende chemische reacties. De koolwaterstoffen zijn aanwezig in de nevels, gewoonlijk als complexe polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s).

Koolwaterstoffen komen veel voor in het zonnestelsel en het universum

Afbeelding van Orionnevelbeelden van de Hubble Space Telescope ( HST ) en Spitzer Space Telescope ( SST) .
De kleuren in geel als gevolg van Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen ( PAK’s ) die veel voorkomen in nevels , kometen. Deze aromatische verbindingen maken ook deel uit van de olie .
De American Association of Petroleum Geologists ( AAPG ) heeft conferenties gehouden over kwesties over de oorsprong van olie (biogeen/abiogeen) en betrokkenheid bij exploratie en olieproductie.
Bewijzen die de abiotische theorie van olievorming ondersteunen
Superreuzen olie- en gasvelden
De Russische geoloog Nikolai Alexandrovitch Kudryavtsev was een prominent voorstander van de abiogene theorie. Hij presenteerde daar vele voorbeelden van, substantiële en soms commerciële hoeveelheden koolwaterstoffen werden gevonden in de kristallijne gesteenten in de kelder of in sedimenten die elkaar direct overlappen.
Hij haalde zaken aan in Kansas en Californië (Verenigde Staten), in het westen van Venezuela en Marokko. Hij gaf ook aan dat de oliereservoirs in sedimentaire lagen vaak verband houden met significante diepe breuken in de kelder direct onder deze ophopingen. Dit blijkt ook uit de superreuzenvelden zoals Ghawar in Saoedi-Arabië; Athabasca oliezanden, in Canada; Orinoco oliezanden, in Venezuela; Panhandle-Hugoton gasveld, in Texas, Kansas en Oklahoma dat ook helium produceert in commerciële hoeveelheden; Tengiz in Kazachstan; Prudhoe Bay-olieveld in North Slope, Alaska; Lula-veld, in Brazilië; White Tiger-olieveld, Vietnam en vele anderen als het superreus
South Pars /North Dome-veld of North Field dat ‘s werelds grootste aardgascondensaatveld in de Perzische Golf, gedeeld tussen Iran en Qatar.
In het Last Soldier-olieveld (Wyoming, VS) stelde Kudryavtsev vast dat in alle horizonten van het geologische gedeelte zandstenen van het Cambrium tot het Krijt de kelder bedekken en oliereservoirs hebben. Ook in de kelder werd een stroom olie verkregen. Gasvormige koolwaterstoffen, merkte hij op, zijn niet zeldzaam in stollingsgesteenten en metamorfe gesteenten van het Canadese schild. Aardolie in Precambrium gneis wordt gevonden aan de westelijke oever van het Baikalmeer in Rusland. Hij merkte op dat olie in grote of kleine hoeveelheden aanwezig is, maar in alle horizonten onder enige aardolieaccumulatie, schijnbaar totaal onafhankelijk van de variabiliteit van de vormingsvoorwaarden van deze horizonten. Deze nominatie is bekend geworden als ” Kudryavtsev’s Rule” en er zijn veel voorbeelden van vastgelegd in verschillende delen van de wereld. Hij concludeerde dat commerciële ophopingen van olie eenvoudigweg worden gevonden waar permeabele zones zijn bedekt met ondoordringbare.
Kudryavtsev introduceerde een aantal andere relevante overwegingen als argumenten.Tijdens de uitbarstingen van sommige vulkanen zijn vlammenkolommen gezien, soms tot 500 meter hoog, zoals tijdens de uitbarsting van de berg Merapi op Sumatra in 1932. De uitbarstingen van moddervulkanen hebben enorme hoeveelheden methaan vrijgemaakt, zodat zelfs het meest productieve gas het bovenliggende veld is al lang geleden uitgeput. Het water van de moddervulkanen bevat chemicaliën zoals jodium (I), broom (Br) en boor (B) die niet uit de sedimenten konden worden gewonnen en die vervolgens honderden keren de concentraties in zeewater overschrijden. Moddervulkanen worden vaak geassocieerd met vulkanische lava (magma) en wanneer ze in de buurt van de laatste zijn, stoten de moddervulkanen niet-brandbare gassen uit als koolstofdioxide, terwijl ze verder weg methaan uitstoten.

Moddervulkanen, Salse di Nirano, Noord-Italië
Hij kende het voorkomen van olie in keldergesteenten van het Kola-schiereiland (Rusland) en olielekken op de Siljan-inslagstructuur, Zweden. Hij merkte op, zoals hierboven vermeld, dat de enorme hoeveelheden koolwaterstoffen in de Athabasca-oliezanden (teerzanden), Canada, een enorme hoeveelheid “brongesteenten” zouden moeten bevatten volgens het conventionele model, terwijl er inderdaad geen werd gevonden.


Kaarten van de oliezanden van Athabasca Tar Sands , Alberta , Canada.
De geschatte reserves zijn 1,7 biljoen vaten olie

Athabasca Tar (olie) Sands mijnbouw, Alberta, Canada

Kaart van superreus Ghawar Field in Saoedi- Arabië . Dit veld is 230 km lang.
De geschatte reserves zijn 250 miljard vaten

Horstkelder met diepe breuken onder het Ghawar – veld

Seismische sectie in het zuidelijke deel van het Ghawar -veld . Let op de diepe breuk in de kelder , waardoor koolwaterstoffen migreren en hopen zich op in de bovenliggende sedimentaire reservoirs

Het South Pars/North Dome-veld is ‘s werelds grootste aardgas en bevat naar schatting 1800 biljoen kubieke voet (1800 Tcf – 51 biljoen kubieke meter) in-situ aardgas en wat 50 miljard vaten (7,9 miljard kubieke meter) aardgascondensaat en heeft een oppervlakte van 9.700 vierkante kilometer (3.700 sq mi)
Methaan en buitenaardse koolwaterstoffen
Methaan en vele andere koolwaterstoffen zijn gedetecteerd in verschillende delen van het zonnestelsel. Methaan is een veelvoorkomend bestanddeel van de kosmos en werd, samen met andere vluchtige stoffen, tijdens zijn vorming in de aarde opgenomen en opgesloten. Als alternatief zou koolstof ook de aarde kunnen hebben verrijkt door chondritische meteorieten. Een speciale klasse van meteorieten , aangeduid als koolstofhoudende chondrieten die ongeveer 3% van zijn gewicht aan koolstof bevatten, vertonen verschillende complexe op koolstof gebaseerde verbindingen zoals porfyrinen, aminozuren, purine- en pyrimidinebasen en carbonzuren. Dit impliceert een sterk bewijs voor de aanwezigheid van koolwaterstoffen in het verre verleden van planetaire lichamen die uiteengevallen zijn. In 2004 heeft de Cassini-Huygens-missie (NASA en ESA ) bevestigden overvloedige koolwaterstoffen (methaan en ethaan) op Titan, een satelliet (maan) van Saturnus, zoals eerder gesuggereerd door astrofysicus Thomas Gold . Titan heeft honderden keren meer vloeibare koolwaterstoffen dan alle olie- en aardgasreserves op aarde volgens gegevens van Cassini-Huygens Mission .

Radarcompositiebeeld van het gebied rond de noordpool van Titan.
De meeste zee- en methaanmeren bevinden zich op het noordelijk halfrond

Titan , een maan van Saturnus. Bevat meren en zeeën van vloeibare koolwaterstoffen, voornamelijk methaan en ethaan.

De atmosfeer van Titan bestaat voornamelijk uit stikstof (98,4%), de rest is methaan (1,6%) en een spoor waterstof (0,1%).
Er zijn ook sporen van ethaan, acetyleen, propaan, cyaanacetyleen, waterstofcyanide, koolstofdioxide, koolmonoxide, cyanogeen, argon en helium. Energie van de zon had alle sporen van methaan moeten omzetten in de atmosfeer van Titan in meer complexe koolwaterstoffen binnen 50 miljoen jaar. Dit geeft aan dat methaan moet worden op de een of andere manier aangevuld door een bron in/op Titan.
Methaan is gedetecteerd op:
Jupiter, Mars, Saturnus (en zijn manen Iapetus, Titan, Enceladus), Neptunus (Triton), Uranus (Ariel, Miranda, Oberon, Titania, Umbriel), Pluto, Comet Halley, Comet Hyakutake en kosmisch stof, nevels en interstellair gas.

Methaan op Mars
Een interessante benadering over de mogelijkheid van ruwe olie op Mars is te vinden op de onderstaande link: Olie op Mars?
Kosmische en planetaire overvloed aan koolstof
Het element koolstof (C) is het vierde in volgorde van kosmologische overvloed, alleen voorafgegaan door waterstof (H), helium (He) en zuurstof (O). De beschikbare koolstof in de nevel die aanleiding gaf tot het zonnestelsel, werd naar de aarde gebouwd in het proces van planetesimale aanwas . De primaire geochemische differentiatie zorgde ervoor dat zwaardere elementen geconcentreerd bleven in de kern. Gedeeltelijke smeltprocessen in de voortdurende evolutie van de mantel, korst, hydrosfeer en atmosfeer. Het grootste deel van de oerkoolstof bleef in de aardmantel.
Tektonische processen van grote omvang maken de opkomst van vluchtige stoffen van de mantel naar ondieper mogelijk aardkorstniveaus op aarde . Reactivering van de megastructuren in sedimentaire bekkens gedurende hun geologische geschiedenis kan ook de opwelling en migratie van koolwaterstoffen bevorderen .

Kosmische overvloed van de elementen
Volgens studies uitgevoerd door het Massachusetts Institute of Technology (MIT) om de verdeling van koolstof op aarde te schatten is:
Biosfeer, oceanen, atmosfeer ……. 3,7 x 10e+18 mol
Korst
Organische koolstof ………………………… 1100 x 10e+18 mol
Carbonaten ……………………………….. 5200 x 10e+18 mol
Mantel ……………………………………. 100000 x 10e+18 mol

Het koolstofbudget van de aarde (MIT)
De aardmantel bevat volgens schattingen ongeveer 20 keer meer koolstof dan in de oppervlakkige lagen van de planeet . Deze koolstof in de mantel is in de geoxideerde vorm zoals koolstofdioxide , carbonaten; en niet geoxideerd zoals diamanten , koolwaterstoffen ( olie en aardgas ) en mogelijk metaalcarbiden .
Er is een serieus probleem als we het woord ” organische koolstof ” of organische chemie gebruiken. Dr. Thomas Gold herinnert ons eraan dat we een heel boek over organische chemie kunnen lezen zonder enig organisme ( biologie) te noemen . Een steen die koolstof bevat , betekent niet dat deze koolstof geheel of gedeeltelijk van biologische oorsprong is , dwz . koolstof van echte organische biologische oorsprong , fossiel . Deze koolstof kan zijn gemigreerd in de vorm van koolwaterstoffen en anorganische interacties met het gesteente bij lage druk , inclusief bewerking door diepe biosfeer , door micro -organismen die zich voeden met koolwaterstoffen ( archaea ) die ook hun vingerafdrukken achterlaten als ( biomarkers ) . Daarom verwijzen ook de zogenaamde geochemische analyses van totale organische koolstof (TOC) in gesteenten zoals schalie eigenlijk niet naar het organische koolstofgehalte van biologische oorsprong (zoals de traditionele opvatting zou houden), maar de analyse van koolstof afkomstig van van primordiale en alloctone koolwaterstoffen die uit diepe bronnen zijn gemigreerd en aanwezig zijn in deze gelamineerde schalies. Dit leidt dan tot een verkeerde redenering om te suggereren dat koolwaterstoffen op wonderbaarlijke wijze zouden worden gevormd in de zogenaamde “brongesteenten”. Daarom onconventionele koolwaterstofaccumulaties in de Verenigde Staten zoals schaliegas (bijv. in Marcellus, Barnett, Bakken, Eagle Ford, Fayetteville, Woodford, Niobrara en alle andere) en ook olie schalie als Green River zijn gewoon microporeuze reservoirs en geen brongesteenten. Een andere nonsens van de hoogste orde is om je voor te stellen dat warmte door het binnendringen van magma’s die stollingsgesteenten vormen, zoals diabaasdorpels, koolwaterstoffen zouden vormen in contact met koolstofhoudende leisteen.
Tijdens het migratieproces van grotere diepten stijgen koolwaterstoffen naar ondiepere aardkorstniveaus gedragen door helium (He) en stikstof (N 2 ), door scheuren in de kelder, waar subtiele decompressie plaatsvindt. Ze kunnen in poreuze rotsen blijven, breuken en accumulatie vindt ook plaats in rotsen als gelamineerde schalies met een hoge microporositeit, aangezien de eerste migratiefasen meestal gas zijn en hogedruksystemen, geholpen door de aanwezigheid van helium,koolwaterstoffen in deze schalies kunnen fixeren.
Opgemerkt moet worden dat het materiaal van biologische oorsprong van het aardoppervlak een lage mate van bewaring heeft, aanvankelijk als gevolg van ontbinding door micro-organismen en voornamelijk door oxidatieprocessen. Ook in biologisch afval domineren biologische moleculen en andere geoxideerde koolhydraten en geen behoorlijke koolwaterstofverbindingen, zoals moleculen die worden gedomineerd in olie en aardgas. Koolwaterstoffen in schalie zijn zeer rijk aan waterstof en onverenigbaar met intrinsieke biologische afleiding.
Aanwezigheid van complexe moleculen met een hoog molecuulgewicht, bijvoorbeeld asfaltenen en heliumgas, zwavel en metalen zoals nikkel en vanadium, zijn ook niet gekoppeld aan biologische materialen.

Voorgestelde moleculaire structuur van asfalteen (Altamirano et al ., 1986)
Asfalteen is een zeer complexe polycyclische aromatische koolwaterstof met een hoog molecuulgewicht
Veel mensen die verbonden zijn met geowetenschappen beweren dat olie en/of gas zou worden gevormd, bijvoorbeeld in koolstofhoudende schalies, die kleiachtige, dunne, gelamineerde en gelamineerde rotsen zijn. Olie, gas of bitumen dat met een schalie kan worden geassocieerd, kan echter allochtoon materiaal zijn en daarom niet in situ worden gevormd . De koolwaterstoffen die naar de gelamineerde rotsen migreren, bevorderen ook het behoud van fossielen en de hoge abundantie van deze laatste kan verband houden met de lokale emanatie van koolwaterstoffen die eerdere fossielhoudende lagen bereikten. Als deze argumenten hierboven niet worden overwogen, leidt dit tot verwarring en verkeerde interpretatie dat olie zou worden gevormd uit biologische bronnen en dat de oorsprong ervan de zogenaamde ” fossiele brandstoffen ” ( sic ) zou produceren, wat onzin is.
Onconventioneel schaliegas is eigenlijk niet intrinsiek afkomstig uit schalie. Deze koolstofhoudende schalies, zoals bijvoorbeeld die uit het Appalachian Basin, zijn geen bron van gas, maar slechts reservoirs van oergassen die vanuit grote diepten door diepe breuken migreerden, deze schalies op bekkenniveau bereiken en worden verspreid in hun microporiën en microfracturen. Dit gebied is ook een stadium van hoge opwelling van koolwaterstoffen, waar verschillende kolenmijnen, conventionele gas- en olievelden, aardbevingen in de plaat en afzettingen van het Mississippi-valleitype voorkomen die verband houden met hydrothermisch dolomiet HTD.
Koude planetaire vorming
Aan het einde van de negentiende eeuw geloofde men dat de vroege aarde extreem heet was, volledig gesmolten tijdens haar vorming. Veel planetaire wetenschappers geloven nu dat de vorming van de aarde relatief koud was. Recente studies in oudere zirkonen (4,4 miljard jaar) suggereren dat het oppervlak van de planeet lage temperaturen had, genoeg om vloeibaar water te behouden. De maan zou mogelijk kort na de accretieprocessen van de aarde zijn gevormd door een gigantische inslag van een lichaam ter grootte van Mars.
Bestaan van koolwaterstofafzettingen
De conventionele oliereserves zouden in niet meer dan een miljoen jaar verdwijnen, gebaseerd op de ontsnappingssnelheid van koolwaterstoffen naar de oppervlakte (sijpelt, kwel). Als er een beperkt aantal bronnen van koolwaterstofafzettingen zijn in de context van de geologische tijd, zou het een verrassend en verbazingwekkend toeval zijn om te weten dat die er nu nog zijn. Als afzettingen zichzelf voeden, wordt hun huidige bestaan minder verrassend.
De cruciale kwestie voor het concept van het organische model is hoe het elk mechanisme zou kunnen ondersteunen om oliereserves sneller te leveren dan de uitputting. Geologische feiten verzameld uit alle oliebekkens getuigen dat, geologisch, de olie- en gasvelden zeer snel worden gevormd, wat in tegenspraak is met de tijd die nodig is voor de rijping van organische gesteenten, gebaseerd op concepten als biogeen. Dit is een cruciale observatie voor dit traditionele model.
Sommigen geloven dat de biogene oorsprong een moeilijke missie heeft, aangezien de koolwaterstofafzettingen niet zo overvloedig waren als de bronnen grotendeels abiogeen zijn. Denkend dat vluchtige stoffen in de mantel als zeldzaam worden beschouwd in de oppervlakkige lagen van de aarde, is interessant om op te merken dat vast gesteente van de onderste korst en de bovenste mantel uitgestrekte woestijngebieden bedekken (zoals voorbeelden van granulitische gordels en ofioliet). Bovendien zijn er tal van ontsluitingen van rotsen van de mantel van de oceaanbodem en door het hele globale systeem van mid-oceanische ruggen op deze planeet. Ook wordt vaak aangenomen dat aardbevingen massale lozingen van koolwaterstoffen veroorzaken (bijv. olie sijpelt ”catastrofale ” olievlekken in de oceanen) als gevolg van breuk van ondoordringbare rotsen, maar men neemt aan dat de constante vloeistofsijpels altijd naar de oppervlakte migreren die van dag tot dag, genaamd de ”koude” ontgassing van dergelijke bewegingen helpt zo veel of zelfs meer bij catastrofale gebeurtenissen.
Sommigen denken dat dit argument enigszins vreemd zou zijn omdat er bewijzen zijn van fossielen in teerputten (meren van bitumen) die een breed scala aan perioden beslaan en daarom zijn veel van hen belangrijke bronnen van fossielen. Dit bewijst zeker de aanvulling van fossiele organische stof door de geologische tijd (honderden miljoenen jaren) waarmee alleen de biogene oorsprong verklaart ( sic). Dit heeft echter niets te maken met de snelle vorming van gas- en olievelden (ongeveer 10 tot 40 duizend jaar) en geologisch snelle achteruitgang.
Koolwaterstoffen verdwijnen snel terwijl er sprake was van dissipatie, verdamping en diepe oxidatie en intense biologische afbraak. De sleutel tot het oplossen van dit probleem ligt dus in de mondiale balans van koolstof- en waterstofstromen en wisselkoersen. Wanneer wetenschappers en onderzoekers aandacht besteden aan deze feiten en het systeem van de aarde beter begrijpen, zal het integreren van de kennis van natuurkunde, astrofysica en astronomie duidelijk zijn dat koolwaterstoffen (olie en aardgas) oermaterialen zijn, en dus vóór het ontstaan van leven .
Methaan op aarde
Methaangas ( CH 4 ) wordt meestal op aarde aangetroffen, zo niet in aardgasafzettingen
, afzettingen van methaanhydraat onder hoge druk in de abyssale vlaktes van oceanen, vaak herwerkt door bacterieniveaus in de meeste ondiepe gashydraten bevroren bodems onder permafrost of door degradatie van biogene materialen. Methaan is een broeikasgas dat een broeikaseffect veroorzaakt, ongeveer 20 keer krachtiger dan CO 2 (kooldioxide).
Het is mogelijk dat de belangrijkste uitstervingen van het leven in de geschiedenis van de aarde te wijten zijn aan de toename van methaan in de atmosfeer door geologische processen, zoals een sterke daling van de zeespiegel of meteorietinslagen, die de gashydraten in de oceanen zouden kunnen destabiliseren. Het is mogelijk dat deze situatie zich zou hebben voorgedaan tijdens de Permo-Trias-crisis, met fragmentatie van de supercontinentale massa’s of bijvoorbeeld ook door meteorietinslagen tijdens de overgang van het Krijt naar het Paleogeen (Oud Lager Tertiair).
Methaan reageert met zuurstof om koolstofdioxide te produceren wanneer het dicht bij de vulkanen van magma (lava) inwerkt. Methaan reageert met water, zuurstof en calcium om carbonaatcementen en concreties te vormen in sedimentaire oliereservoirs.
Microbieel leven dat in de aarde of in de buurt van de zeebodem leeft , voedt zich met methaan en creëert spectaculaire ecosystemen, met bizarre levensvormen en nog weinig bestudeerd, zoals chemosynthetische gemeenschappen die diepwaterkoraalheuvels associeerden.
Oermethaan interageert met kleigesteenten die rijk zijn aan organisch materiaal (kerogeen) en kan een kleinere bijdrage leveren aan de vorming van koolwaterstofolie, dankzij de productie van echte biomarkers (bijv. hopanen, terpanen die zijn afgeleid van celwanden van bacteriën) en onverzadigde (alkenen), maar niet echt olie. Methaan kan ook interageren met turfmoerassen die steenkoolafzettingen vormen, waardoor metalen zoals kwik (als methyl- of dimethylkwikverbindingen), arseen, nikkel, vanadium, cadmium, lood, selenium, uranium en andere grote dieptes worden bereikt.

Hopanen zijn een klasse van isoprenoïden die in kleine hoeveelheden in olie aanwezig zijn . De oorsprong ervan is gerelateerd aan sporen van celwanden van bacteriën (archaea) die zich voeden en sterven te midden van abiogene oerkoolwaterstoffen . Deze sporen worden biomarkers genoemd
Methaan (en hetzelfde of carbonaten uit geoxideerd methaan) kan in de aarde polymeriseren door middel van reacties die worden gekatalyseerd door Fischer-Tropsch-type synthese, waarbij vloeibare en gasvormige koolwaterstoffen (olie) worden gevormd door serpentinisatie van peridotiet (duniet) van de mantel produceert waterstof in aanwezigheid van metaalkatalysatoren zoals nikkel, ijzer, enz.
Plotselinge verschuivingen van grote hoeveelheden methaan in het binnenste van de aarde kunnen grote aardbevingen veroorzaken , soms vergezeld van helium- en radongas, zoals wetenschapper Thomas Gold aangeeft . De plotselinge ontsnapping van methaan naar het landoppervlak of op zee kan ook de oorzaak zijn van sommige vliegtuigcrashes en scheepswrakken. Verlies van ondersteuning kan optreden als de route van schepen of vliegtuigen samenvalt met een grote methaanstroom, wat zou resulteren in een afname van de dichtheid van lucht of water en verplaatsing van zuurstof die uitval van verbrandingsmotoren kan veroorzaken.
Methaan heeft een breed scala aan thermodynamische stabiliteit. Experimenten met hoge druk en temperatuur bevestigen deze stelling .
Ongewone stortingen
Koolwaterstofafzettingen worden gevonden in gebieden die veroordeeld zijn door de orthodoxe traditionele biogene theorie. Sommige olievelden worden gevoed vanuit diepe bronnen, hoewel dit geen regel is voor een “biogeen brongesteente” diep.
Voorbeeld vermeld van een olieveld dat werd bijgevuld op Eugene Island , Blok 330 , in de Golf van Mexico . De Russen hebben ook hervulling gevonden in het superreus – olieveld Romashkinokoye , zoals de Amerikanen hetzelfde fenomeen ook zagen in Prudhoe Basin , North Slope , Alaska . Dit is een veelvoorkomend fenomeen in de meeste olievelden en aardgas . _ Wanneer de kritische druk wordt overschreden of wanneer zich een aardbeving voordoet , kunnen de reservoirs worden aangevuld als het structurele raamwerk dit toelaat.
In het White Tiger – olieveld , Vietnam, en vele olievelden in Rusland, worden olie en aardgas geproduceerd uit reservoirs in graniet of gneis van de kelder, waarbij sommige bronnen de aanwezigheid van koolwaterstoffen laten zien op meer dan duizend voet onder de top van de granieten kelder. In het geval van Vietnam is er geen “brongesteente” hieronder en volgens de suggestie van de biogene visie zou een migratie van tientallen kilometers naar de zijdelings gemigreerde olie moeten zijn, wanneer door een logische analyse gemakkelijk te concluderen wordt volgens de abiogene visie dat migratie van koolwaterstoffen afkomstig is van de diepe breuk die de kelder aantast en communicatie met de mantel mogelijk maakt zoals alle natuurlijke koolwaterstofaccumulaties (olie- en aardgasvelden).

Model van White Tiger Field , Vietnam . De olieproductie vindt plaats in gebroken granietgesteente van de kelder ,
meer dan 1000 meter onder de top
De ” zwarte schalies ” van de Archean Pilbara Craton ( 3,25 Ga ) , Australië , bevatten vloeibare insluitingsolie en pyrobitumen . Er is veel bewijs van bitumen in zeer oude gesteenten , voornamelijk geassocieerde mineralisaties . De oerkoolwaterstoffen kunnen ook metaalverbindingen leiden en ze afzetten door hydrothermische processen .
Microben diep in de aarde
Microbieel leven is ontdekt op 4,2 kilometer diep in Alaska en 5,2 kilometer in Zweden. Metanofiele organismen zijn al lang bekend en hebben recentelijk een microbieel leven gevonden in Yellowstone Park, VS, en zijn gebaseerd op het metabolisme van waterstof. Andere lichamen diepe en warme omgevingen (extremofiele bacteriën, archaea) moeten nog worden ontdekt en degenen die extreme omgevingen ondersteunen, zoals hypersaline meren. Voorstanders van de abiogene theorie of de anorganische oorsprong van olie geven aan dat de diepe biosfeer verantwoordelijk is voor de in de olie aanwezige biomarkers, dat wil zeggen dat deze biomarkers in feite organische verontreinigingen van natuurlijke koolwaterstoffen zijn. Volgens wetenschapper Thomas Gold, de biomassa van de diepe biosfeer overtreft alle massa van de biosfeer aan het oppervlak en, natuurlijk, oerkoolwaterstoffen zijn het voedsel van deze diepe microben.

Microbiële levensvoeding door oerkoolwaterstoffen in diepte s . Een artistieke opvatting van Deep Hot Biosphere
( The Deep Hot Biosphere , Thomas Gold, 1999 )
Helium
Associatie van helium in aardgasvelden en olie is heel gewoon. Terwijl 3 He een oergas is dat in de mantel wordt aangetroffen, wordt 4 He ook gegenereerd door het radioactieve verval van uranium.
Helium wordt vaak geassocieerd met zeer lichte oliën, vaak vergezeld van stikstof en methaan in aardgasafzettingen. Deze gassen helpen bij de migratie van vloeibare olie en andere gassen van diepe niveaus in de mantel naar ondiepere niveaus in de korst.
Geen enkel bekend biologisch proces produceert helium, dus de nauwe relatie met olie is een sterk argument dat gunstig is voor de abiogene theorie. Commerciële ophopingen van helium zijn over het algemeen zeldzaam, maar worden altijd geassocieerd met olie en aardgas. In het Panhandle-Hugoton- gasveld, in Texas -Kansas-Oklahoma, vindt een aanzienlijke productie van helium plaats. Er zijn ook andere heliumhoudende gasvelden zoals in Algerije, Rusland en Qatar-Iran met belangrijke inhoud.
Het vasthouden van helium vereist specifieke omstandigheden, zoals het bestaan van een uiterst effectief bovenliggend reservoir van zeehondenrots, gewoonlijk zoutsequenties (ook wel “evaporieten” genoemd). Het radiogene helium dat in de aardkorst wordt gevormd, zou zelf niet genoeg druk uitoefenen om vanuit de rotsen naast de reservoirs van methaan en lichte oliën in te bedden. De meest logische aanname is daarom dat migratie vanuit zijn diepe (mantel) komt en andere complexe koolwaterstoffen meebrengt. Soms komt helium voor in verband met koolstofdioxidegas, beide oorspronkelijk.
Spoorelement en bijbehorende metalen
Nikkel (Ni), vanadium (V), lood (Pb), arseen (As), cadmium (Cd), kwik (Hg), kobalt (Co), chroom (Cr) en andere metalen worden vaak aangetroffen in aardolie, voornamelijk Nikkel en vanadium. Sommige zware oliën, zoals wat ruwe olie uit Venezuela, hebben tot 45% vanadium (pentoxide) in de as, waarden die zelfs commercieel zijn. Deze metalen en hun paragenese komen veel voor in de aardmantel.
Deze sporenelementen worden ook wel “abiomarkers” of niet – biomarkers genoemd en door studie van de paragenese van deze metalen zou het mogelijk zijn om handtekeningen vast te stellen voor identificatie van de oorsprong van ruwe olie (aardolie).
Aanwezigheid van kwik ( Hg ) is opmerkelijk in veel gasvelden en ook in olie , olieschalie , steenkool en ook in turf . Kwik kan , zoals reeds vermeld, migreren in de vorm van organometaalverbindingen zoals methyl- of dimethylkwik . Het is een zeer giftig element , biocide , en
heeft geen intrinsieke relatie met biologische activiteit. Ook al kwik dat in turf aanwezig is, kan afkomstig zijn van opwelling door diepe breuken beneden die methaan naar de nabije oppervlakteniveaus brengen en niet door de antropische industriële vervuiling .
Analyse van 22 sporenelementen in 77 oliën, correleert chemisch het beste met de samenstelling van chondritische meteorieten, serpentinized peridotiet in de mantel en vruchtbare primitieve mantel dan oceanische korst of continentaal, en vertoont geen correlatie met de distributie van de chemicaliën in zeewater ( Szatmari et al . ., 2005). Voor een interessante en uitgebreide benadering van sporenmetalen in aardolie, zie Mantle-like Trace Element Composition of Petroleum – Contributions from Serpentinizing Peridotites, zie Szatmari et al ., 2011 .

Vergelijking van het gemiddelde sporenelement van de 67 -olie van Brazilië ( ppb ) met chondriet , UB – N – slangenmantel , primitieve mantel , spinelperidotietmantel en uitgeputte mantel (ppm ) . De correlaties zijn beter met de serpentinized mantel . Szatmari et al. (2007 )
Diamantoïden
Kleine diamandoïden komen voor in aardolie (olie, gas en condensaat). Diamondoïden zijn moleculen met een vergelijkbare rangschikking van de structuur van atomen als diamanten, dat wil zeggen het kubische kristallijne systeem, en waarvan wordt vermoed dat de oorsprong ervan ook verband houdt met dezelfde omgevingen van oorsprong van kimberlieten en lamproïeten, die natuurlijke diamanten kunnen dragen, uit de ultrahoge druk en temperatuur in de aardmantel, waardoor ze naar de oppervlakte komen. Deze diamandoïden worden overvloediger aangetroffen in condensaten, die zeer lichte oliën zijn. Diamondoïden zijn een uitstekende grondstof voor nanotechnologie, vooral hogere diamandoïden. Het zijn waarschijnlijk de meest nobele producten die aanwezig zijn in natuurlijke koolwaterstoffen.

Kleine diamantvormige kristallen zijn alomtegenwoordig in koolwaterstoffen , voornamelijk in gas en condensaten
Waterstof
Aardolie bestaat voornamelijk uit alkanen (n-alkanen, paraffinen). Sir Robert Robinson , Brits wetenschapper en Nobelprijswinnaar voor Scheikunde (1947) bestudeerde de samenstelling van de natuurlijke olie tot in detail en kwam tot de conclusie dat er veel overtollig waterstof was en dat het daarom moeilijk zou zijn de oorsprong ervan te vinden als product van organisch afval van planten of dieren. Olefinen (alkenen), die onverzadigde koolwaterstoffen zijn, zijn wat je zou verwachten als de bron organisch was. Hij schreef toen:

Sir Robert Robinson (1886-1975)
“Actually it cannot be too strongly emphasized that petroleum does not present the composition picture expected from modified biogenic products, and all the arguments from the constituents of ancient oils fit equally well, or better, with the conception of a primordial hydrocarbon mixture to which bio-products have been added.” — Sir Robert Robinson (Nobel Prize in Chemistry, 1947)
Thermodynamics
De tweede wet van de thermodynamica verbiedt de spontane vorming van koolwaterstoffen die zwaarder zijn dan methaan bij lage drukken. Thermodynamische berekeningen en verschillende experimentele studies uitgevoerd in Oekraïne, Rusland en de Verenigde Staten bevestigden dat n-alkanen (veelvoorkomende componenten in olie) niet spontaan evolueren uit methaan bij drukken die typisch worden aangetroffen in sedimentaire bekkens, dus de theorie voor de oorsprong van abiogene koolwaterstoffen suggereert diepe generatie (minder dan 150-200 km, volgens studies geleid door Dr. JF Kenney en Russische collega’s .

Stabiliteit van koolwaterstoffen bij temperaturen en drukken in de aarde (uit Chekaliuk, 1976). Methaan (CH4) is het meest stabiele molecuul van de koolwaterstoffen, het meeste ervan zou overleven op alle niveaus tot 300 kilometer, mits de temperatuur daar niet boven de 2000 o kwam.C. _ Voor de andere componenten van natuurlijke petroleumparaffinen, aromaten en naftenen – de percentages in evenwicht worden getoond, dit zijn de waarden die het meest waarschijnlijk worden geproduceerd uit een mengsel van waterstof en koolstof. Methaan dat van grote diepte stroomt, zou in oplossing aanzienlijke fracties van deze aardoliecomponenten kunnen opleveren.
Moleculen van biologische oorsprong hebben een laag chemisch potentieel en kunnen, in overeenstemming met de wetten van de thermodynamica, niet spontaan transformeren in koolwaterstoffen die zwaarder zijn dan methaan, moleculen met een hoog chemisch potentieel. Onderzoeken van thermodynamische stabiliteiten en vrije energieën van het waterstof-koolstofsysteem, uitgevoerd door Dr. JF Kenney , tonen duidelijk de onmogelijkheid aan van biologisch organisch materiaal uit natuurlijke koolwaterstoffen. Biologische moleculen zijn over het algemeen geoxideerd, zoals koolhydraten en kunnen nooit olie vormen.
Denken dat bijvoorbeeld de straalmotoren die een vliegtuig in de lucht heffen en hun kracht zouden worden aangedreven door ” fossiele brandstoffen “, is een volkomen dwaas idee.
“ Het waterstof-koolstofsysteem evolueert niet spontaan bij drukken van minder dan 30 Kbar, zelfs niet in de meest gunstige omgevingsomstandigheden. Het HC-systeem ontwikkelt koolwaterstoffen onder druk die wordt aangetroffen in de aardmantel bij temperaturen die consistent zijn met die omgeving “ – J.F. Kenney en medewerkers, 2002
BIOGRAFIE
Het leven zoals we het kennen is fundamenteel gebaseerd op koolstof. De primitieve organismen (archaea) halen energie uit oermethaan of olie (koolwaterstoffen) die zich diep in de aarde bevinden. Veel microben halen ook zuurstof uit de reductie van ijzeroxiden en produceren magnetiet of sulfaten die waterstofsulfide (H 2 S) vormen. Deze diepe biosfeer als verontreinigingen in olie deelt en wordt de zogenaamde biomarkers die in natuurlijke aardolie worden aangetroffen.
Fotosynthese is een zeer gecompliceerd proces dat primitieve organismen hebben ontwikkeld om hen te helpen bij de verovering en overleving op het planeetoppervlak. Dit kan zijn gebeurd wanneer de lokale bron van koolwaterstoffen mogelijk is gestopt. De astrofysicus Thomas Gold vermeldde, volgens de Deep Hot Biosphere Theory, dat de primitieve soort bacteriën (archaea) fotosynthese uitvonden om het oppervlak te veroveren om je eigen voedsel te maken, oftewel autotrofie.
Zwarte rokers op de oceaanbodem en geassocieerde chemosynthetische gemeenschappen
Serpentinisatie en chemische synthese van olie – Fischer-Tropsch Synthesis
Een andere mogelijke vorming van anorganische olie is door de Fischer-Tropsch-synthese. De Fischer-Tropsch-katalyse zet koolmonoxide, kooldioxide en methaan om in verschillende vormen van vloeibare koolwaterstoffen. Koolmonoxide en kooldioxide worden gegenereerd door de gedeeltelijke oxidatie van steenkool of brandhout. Dit proces werd in de Tweede Wereldoorlog door Duitsland op grote schaal ontwikkeld en gebruikt om brandstoffen te produceren die beperkte toegang hadden tot olievoorraden. Wordt nog steeds gebruikt in Zuid-Afrika door Sasol om diesel uit steenkool te produceren.
Serpentinisatie van ultramafische peridotietreacties waarbij koolstofrijke Fischer-Tropsch betrokken is en wordt verondersteld plaats te vinden op diepte waar de mantelperidotiet wordt gehydrolyseerd en serpentiniet wordt terwijl er waterstofontwikkeling is. In aanwezigheid van overgangsmetaalkatalysatoren (Fe, Ni, Co), reageert waterstof met kooldioxide uit carbonaatgesteenten en resulteert in n-alkaankoolwaterstoffen, waaronder lineaire verzadigde koolwaterstoffen, alcoholen, aldehyden, ketonen, aromatische en cyclische verbindingen. Het is ook mogelijk dat het methaan in de diepste gebieden van de mantel kan worden gepolymeriseerd door de Fischer-Tropsch-synthese waarbij n-alkanen en andere koolwaterstoffen worden gevormd.
Hoewel dit type katalytische reactie sommige koolwaterstoffen kan vormen op laboratorium- en industriële schaal met relatief lage druk en temperatuur , zijn de eindproducten niet echt natuurlijke aardolie . Dus deze reacties , hoewel niet alle moleculen in het mengsel de kenmerken van natuurlijke olie vormen , zouden kunnen bijdragen aan de vorming van hydro -polymerisatie van methaan door waterstofafgifte door serpentinisatie van de bovenmantel . peridotieten, zoals gesuggereerd door Szatmari (1989) .

Aardoliesynthese in botsingszones. Water en CO 2 , verdreven uit underthrust plank-carbonaten, veroorzaken serpentinisatie en carbonatisatie in basale peridotieten van de overheersende oceanische lithosfeer (Ophioliet-suite), met bijbehorende waterstof- en koolwaterstofvorming. (Szatmari, 1989)
Associatie van olie met diepe structuren
Olie- en gasvelden zijn voornamelijk te vinden op de diepe structuren die in de kelder aanwezig zijn, gerelateerd aan lithosferische plaatgrenzen, structuren van meteorietinslag (inslagkraters). Deze associatie kan worden waargenomen volgens de verdeling van olievelden langs de bogen, zoals Indonesië, de Perzische Golf, de Apennijnen (Italië), Alaska, Barbados Arch en de continuïteit ervan naar onder meer Trinidad en Tobago en Venezuela. Uiteenlopende margebekkens of zelfs afgebroken kloven, aardolievoorvallen worden geassocieerd met fouten van grote omvang die de korst en de bovenmantel in hoogte communiceren. Reactivering van belangrijke geologische structuren langs de vulling van sedimentaire bekkens vergemakkelijkt de migratie van koolwaterstoffen naar structureletoppen waar deze ophopingen zich kunnen vormen wanneer ze reservoirgesteenten en ondoordringbare rotsen (zeehonden) erboven vinden, en vallen vormen.
Waarom wordt olie vaak aangetroffen in sedimentaire bekkens?
Sedimentaire bekkens vullen depressiegebieden met diepe breuken, geassocieerd met plaatgrenzen (kloven, convergentiecompressie of botsing tussen twee continentale lithosferische platen).
De sedimentaire lagen vormen uitstekende reservoirs (poriënruimten) en afdichtingsgesteenten die, wanneer ze worden gecombineerd, vallen voor koolwaterstoffen kunnen vormen. Deze vallen zijn verbonden met diepe bronnen, die ook verband houden met zeer diepe breuken, die interacties hebben met de bovenmantel tijdens de evolutie en reactivering van het bekken.
Olie komt ook commercieel voor in keldergesteenten, hoewel de ophopingen zeldzamer zijn, vanwege onwetendheid over de geologie van dit soort terrane, en er weinig moeite is om in deze context verkenningsboringen en onderzoeken uit te voeren. Het succes van de ontdekkingen van de olie- en aardgasaccumulaties in sedimentaire bekkens is te danken aan de opmerkelijke ontwikkeling van seismische reflectiemethoden , die een betere identificatie van structuren (vallen) en voorspelling van reservoirs en anomalieën mogelijk maken .
Koolwaterstoffen (olie, gas) die door breuken migreren van diep naar de gastafzettingsgesteenten, bevinden zich voornamelijk in de reservoirs ( porositeit van het gesteente ), maar het is een vrij algemene interactie tussen alloctonekoolwaterstof en fijne intergelaagde kleigesteenten zoals schalies en/of afwisselend dunne schalies en carbonaatgesteenten , wat leidt tot een verkeerde interpretatie dat deze lithotypes de zogenaamde “brongesteenten” van olie zijn ( sic ) .
Voorbeelden van olietrends in gebieden met compressieregimes

Olievelden in het Midden-Oosten. De Arabische plaat is relatief klein van omvang en heeft verschillende tektonische gebeurtenissen en herhalingen ondergaan. Dit zijn de belangrijksteredenen waarom erin de regioveel olie is . Daar zijn olievelden gerelateerd aan diepe structuren waarin de koolwaterstoffen migreren naar uitstekende reservoirs in sedimentaire bekkens, van het Precambrium tot het Cenozoïcum , door reactivering van oude diepe structuren

Structuur van de Boog van Indonesië . Het voorkomen van olie en steenkool houdt verband met seismogene zones , modder en lavavulkanisme op de plaatgrens. Diepe structuren bevorderen de opwelling en migratie van koolwaterstoffen, naast decompressie en gedeeltelijk smelten van lavavulkanen

Structuur van de Caribische plaat . Het voorkomen van olie in Venezuela en de buurlanden volgt de plaatgrens
, waar diepe breuken zijn die de opkomst van de koolwaterstof naar sedimentaire bekkens boven

Tektonische schets van Italië en distributie van olie- en gasvoorvallen. Dit is een opmerkelijk voorbeeld om aan te tonen dat koolwaterstoffen (olie en aardgas) slechts de diepe structuren volgen en perfect passen bij de grote diepe stuwkrachtfouten die aanwezig zijn in het structurele raamwerk van de Apennijnen-keten, de Bradanische geul en de Calabrische Boog die migratie van koolwaterstoffen mogelijk maken van mantel eronder naar ondiepere reservoirs erboven in sedimentaire bekkens, tijdens het reactiveren van die diepe structuren.
Conceptuele modellen van extensionele regimes die interactie laten zien tussen mantel- en olietrends die megastructuren volgen

Model van oceaanopening en extensiebekkenvorming van divergente marges . _ _ _ Reactivering van oude spleetstructuren die de sedimentaire bekkens vormden , zal koolwaterstof van de aardmantel naar de korst doen stijgen , waar rotsen van sedimentaire bekkens de beste reservoirs en afdichtingssystemen vormen in een gunstige structurele situatie voor de accumulatie van koolwaterstoffen

Model voor de Viking Graben in de Noordzee . Grote koolwaterstofaccumulaties van dit gebied volgen duidelijk de
uitbreidingstrend van de kloof waar sprake is van interactie met diepe mantel door diepe breuken die de opkomst van oerolie naar de sedimentaire bekkens en hun daaruit voortvloeiende accumulatie mogelijk maken
“De geologie is de gevangene van verschillende dogma’s die een wijdverbreide invloed hebben gehad op de ontwikkeling van het wetenschappelijk denken.” —William R. Corliss, 1975
“Het is een uniek en opmerkelijk feit dat, hoewel de meeste andere takken van wetenschap zich hebben geëmancipeerd van de boeien van metafysisch redeneren, de wetenschap van de geologie nog steeds gevangen zit in ‘a priori’ theorieën.” —Sir Henry H. Howorth, 1895